Academie, Grieks Academeia, Latijn Academia, in het oude Griekenland, de filosofische academie of hogeschool in de noordwestelijke buitenwijken van Athene waar Plato rond 387 v.Chr. eigendom verwierf en les gaf. Op deze plaats hadden een olijfgaard, een park en een gymnasium gestaan, gewijd aan de legendarische Attische held Academus (of Hecademus).
De benaming Academie, als school van filosofie, wordt gewoonlijk niet toegepast op Plato’s directe kring maar op diens opvolgers tot in de tijd van de Romein Cicero (106-43 v. Chr.). Wettelijk gezien was de school een collectief lichaam georganiseerd voor de verering van de Muzen. De scholarch (hoofdonderwijzer) werd voor het leven gekozen door een meerderheid van de leden. De meeste geleerden leiden, voornamelijk uit de geschriften van Plato, af dat het onderwijs oorspronkelijk wiskunde, dialectiek, natuurwetenschap en voorbereiding op het staatsmanschap omvatte. De Academie bleef bestaan tot 529 ce, toen keizer Justinianus haar sloot, samen met de andere heidense scholen.
De Academie onderging filosofisch verschillende fasen, die willekeurig als volgt worden ingedeeld: (1) de Oude Academie, onder Plato en zijn directe opvolgers als scholarchen, toen het filosofische denken er moreel, speculatief en dogmatisch was, (2) de Middelste Academie, begonnen door Arcesilaus (316/315-c. 241 v. Chr.), die een ondogmatisch scepticisme invoerde, en (3) de Nieuwe Academie, gesticht door Carneades (2e eeuw v. Chr.), die eindigde met de scholarch Antiochus van Ascalon (gestorven 68 v. Chr.), die een terugkeer bewerkstelligde naar het dogmatisme van de Oude Academie. Daarna was de Academie een centrum van Midden Platonisme en Neoplatonisme tot zij in de 6e eeuw v.C. werd gesloten.