I. Wat is Aporia?

In de literatuur is aporia (uitgesproken als a-PORE-ree-uh) een uiting van onoprechte twijfel. Het is wanneer de schrijver of spreker kortstondig doet alsof hij een belangrijk stuk informatie niet kent of een belangrijk verband niet begrijpt. Na deze twijfel te hebben geuit, zal de schrijver ofwel op de twijfel reageren, ofwel deze open laten op een suggestieve of “hintende” manier.

Wanneer een aporie is geformuleerd in de vorm van een vraag, wordt het een retorische vraag genoemd, d.w.z. een vraag die de spreker niet letterlijk beantwoord wil zien. Een retorische vraag zal, zoals elke aporie, ofwel snel door de spreker beantwoord worden, ofwel open gelaten worden op een manier die zijn eigen antwoord suggereert (of suggereert dat de vraag onbeantwoordbaar is).

II. Voorbeelden van Aporia

Voorbeeld 1

Zie je, wij geloven dat ‘We zitten hier met z’n allen in’ een veel betere filosofie is dan ‘Je staat er alleen voor.’ Dus wie heeft er gelijk? (Bill Clinton, 2012 DNC Speech)

In deze toespraak uit 2012 vergelijkt Clinton wat hij ziet als de concurrerende filosofieën van de Democratische en Republikeinse partijen. Aan het begin van de toespraak uit hij zijn twijfel over welke filosofie de juiste is, maar we weten allemaal dat hij gelooft dat de Democratische filosofie beter is, en hij gaat verder met het maken van zijn argument voor dat standpunt. De aporie is een manier om het argument op te zetten.

Voorbeeld 2

What’s in a name? Dat wat wij een roos noemen, zou bij elke andere naam even zoet ruiken. (William Shakespeare, Romeo & Juliet)

In Shakespeare’s beroemde tragedie kunnen de twee jonge geliefden niet samen zijn omdat hun families ruzie hebben – met andere woorden, ze worden uit elkaar gehouden door hun achternamen. Dit lijkt dwaas voor Juliet, die de retorische vraag stelt “what’s in a name?” Het voor de hand liggende antwoord, gesuggereerd door haar uitspraak over de roos, is dat er niets van belang is in een naam.

III. Soorten aporie

Er zijn twee soorten aporie, die we argumentatief en tonaal zullen noemen. Het zijn beide kenmerken van argumenten, maar bij de een gaat het om het bevorderen van het argument, terwijl het bij de ander gaat om het beheersen van de toon ervan.

a. Argumentatieve Aporia

Argumenten functioneren door te reageren op twijfel. Een betoog bestaat uit beweringen die ingaan op de twijfels van de lezer, en vervolgens op de twijfels die deze beweringen op hun beurt kunnen oproepen. Het ideale betoog zou zo gestructureerd zijn dat de lezer aan het eind geen twijfels meer heeft en wel moet accepteren dat het hoofdpunt van de schrijver juist is.

Aporia identificeert en markeert op welke twijfels de schrijver of spreker antwoordt. Het laat de lezer zien dat u zich bewust bent van de vragen die zij kunnen hebben, en dat u van plan bent daar te zijner tijd op in te gaan. Dit laat lezers zien dat je betoog grondig en doordacht is, en maakt de kans groter dat ze verder lezen in plaats van je betoog bij voorbaat af te wijzen.

b. Tonale Aporia

In andere gevallen wil je misschien de klap van je hoofdpunt “verzachten”. Dit geldt vooral op gebieden als religie, filosofie, politiek en ethiek, die bij lezers sterke gevoelens kunnen oproepen. Door je punt te formuleren als een twijfel of een vraag, kun je de impact ervan op lezers verzachten.

In het algemeen is het het beste om de verleiding te vermijden om tonale aporie te gebruiken. De meeste mensen, wanneer ze argumenten schrijven, zijn overdreven aarzelend en voorlopig, en moeten oefenen met het schrijven met een sterkere, meer zelfverzekerde toon. Als u echter een van de weinigen bent die het tegenovergestelde probleem hebben – bijvoorbeeld als mensen uw manier van schrijven hebben beschreven als “strident” of “opdringerig” – dan kan het de moeite waard zijn om te oefenen met het opnemen van enkele tonale aporia in uw betoog.

IV. Voorbeelden van aporia in de literatuur

Voorbeeld 1

Blijkt dit in Caesar ambitieus? Toen de armen huilden, weende Caesar. Ambitie moet van sterker materiaal gemaakt zijn. Toch zegt Brutus dat hij ambitieus was. (William Shakespeare, Julius Caesar)

In zijn begrafenisrede voor Caesar verdedigt het personage Marcus Antonius Caesars daden tegen de beschuldigingen van de moordenaar, Brutus. In het eerste deel van de zin stelt Marcus Antonius de retorische vraag of Caesar al dan niet ambitieus was, en beantwoordt die vraag snel ontkennend – Caesar was medelevend en zachtmoedig, helemaal niet ambitieus. Dit is een voorbeeld van wat we het “argumentatieve” gebruik van aporia hebben genoemd.

Voorbeeld 2

We moeten ons afvragen of we onszelf niet vaak hebben misleid met onze zondebelijdenis aan God; of we niet eerder onze zonden aan onszelf hebben beleden en onszelf ook absolutie hebben verleend. (Dietriech Bonhoeffer, Samen leven)

Bonhoeffer was een zeer invloedrijk christelijk theoloog die geloofde dat het beeld dat veel mensen van God hebben, eenvoudigweg een projectie is van hun eigen psychologische behoeften. In dit citaat suggereert hij (door middel van tonale aporie) dat christenen misschien zouden moeten leren om buiten zichzelf naar God te kijken en een goddelijkheid te zoeken die meer transcendent is. Merk op hoe veel vriendelijker dit citaat is dan het zou zijn geweest als Bonhoeffer het op een meer directe, declaratieve manier had gesteld.

Voorbeeld 3

Wat is geluk? Het gevoel dat de macht toeneemt en dat weerstand wordt overwonnen. (Friedrich Nietzsche)

Nietzsche stelt de vraag wat geluk betekent en beantwoordt die dan onmiddellijk op een zelfverzekerde manier. Naast de aporia, die de vraag opwerpt zodat Nietzsche hem kan beantwoorden, is hier ook sprake van een juxtapositie – tussen de onzekerheid van de eerste zin en de uiterst zekere tweede zin.

V. Voorbeelden van Aporia in Populaire Cultuur

Voorbeeld 1

Hoeveel wegen moet een man bewandelen voor je hem een man noemt? (Bob Dylan, Blowing in the Wind)

Dylans lied gaat over de eeuwige sociale vragen van vrede en gerechtigheid. Deze zin is een reactie op de praktijk van het noemen van Afro-Amerikaanse mannen “jongens”, ongeacht hun leeftijd of ervaring, die gebruikelijk was in delen van Noord-Amerika in de jaren 1960. De vraag is natuurlijk retorisch – het is de bedoeling dat er geen antwoord op komt.

Voorbeeld 2

Ah, yes – Zorro! En waar is hij nu, padre? Uw gemaskerde vriend? Hij heeft zich al 20 jaar niet meer laten zien! (Don Rafael, The Mask of Zorro)

In deze scène probeert Don Rafael de dorpelingen ervan te overtuigen dat Zorro hen niet langer zal beschermen, en dat ze zich moeten onderwerpen aan de macht van de Don. Rafaels vraag is retorisch – het ogenschijnlijk voor de hand liggende antwoord is dat Zorro weg is.

VI. Verwante termen

Aphorismus

Een speciaal soort retorische vraag is een Aphorismus, dat is een vraag over een specifiek begrip.

Voorbeelden:

Hoe kun je jezelf een man noemen na zo’n actie?

Tijgers jagen voor voedsel; mannen jagen voor de sport: wie is het ware dier?

Is het een misdaad om je gezin te voeden?

In elk van deze voorbeelden gebruikt de spreker aporie om een vraag te stellen over een specifieke term, en de manier waarop de vraag is geformuleerd suggereert het antwoord:

Nee, je kunt jezelf geen man noemen na je zo te hebben gedragen.

De mens is het ware dier.

Nee, het voeden van je gezin is geen misdaad.

Hoewel de woorden veel op elkaar lijken, heeft aphorismus niets te maken met aforisme.

Paradox

Op grond van de oudere definitie betekent “aporia” hetzelfde als “paradox.” Hoewel deze definitie in de wereld van vandaag ongebruikelijk is, worden de twee begrippen soms nog samen besproken.

Een paradox is een uitspraak of argument dat zichzelf tegenspreekt, maar aan de oppervlakte toch zinvol lijkt te zijn. Het klassieke voorbeeld is:

Deze uitspraak is een leugen.

Op het eerste gezicht lijkt het misschien alsof er niets mis is met deze zin. Maar als je de logische implicaties uitwerkt, is er een duidelijke tegenstrijdigheid: als de uitspraak waar is, dan is het een leugen, wat hem waar zou maken, en dus een leugen.

admin

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

lg