Abstract
De prestatiecriteria van fysieke activiteiten, in het bijzonder die van sportdisciplines, kunnen gewoonlijk in biomechanisch-mathematische termen worden gedefinieerd. Dit impliceert dat voldoende complexe modellen van het menselijke neuromusculoskeletale systeem kunnen worden gebruikt voor de simulatie en analyse van sportbewegingen en, althans in principe, voor de biomechanische optimalisatie van de prestaties in de verschillende sportdisciplines. Vaak wordt vergeten dat biomechanische optimalisatie, in de breedste zin van het woord, het uiteindelijke doel is van het merendeel van alle inspanningen in de sportbiomechanica, ook al is dat niet altijd even duidelijk. Voorbeelden van de succesvolle generatie van biomechanische modellen zijn onder meer adequate modellen van het menselijk skelet en het spiersubsysteem, en de schepping van een functioneel racket-hand-arm-systeemmodel voor de simulatie van tennisslagen. Tegelijkertijd werden antropometrisch-computationele en dynamometrische methoden ontwikkeld voor het bepalen van respectievelijk de subject-specifieke segmentale en myodynamische parametersets. De zojuist genoemde modellen en methoden zullen tijdens de mondelinge presentatie worden toegelicht. Wat de praktische toepassingen van de biomechanische modelbenadering in de sport betreft, zullen enkele geselecteerde voorbeelden worden gepresenteerd: de volledige optimalisering van een trapbeweging; de succesvolle computersimulatie en -analyse van een rock ’n roll Betterini salto in verband met een ongeval waarvoor een biomechanisch deskundigenadvies vereist was; de ontwikkeling van een objectieve biomechanische methode voor het testen van de kwaliteitscriteria van tennisrackets; de kwantificering van de variabiliteit van herhaalde sportbewegingen; en onderzoek naar de geldigheid en betrouwbaarheid van prestatie-testmethoden voor verticaal springen. Het behoeft geen betoog dat geschikte biomechanische modellen van het menselijk neuromusculoskeletaal systeem onontbeerlijk zijn in theoretische studies zoals het aantonen van de betrekkelijk hoge ongevoeligheid van skeletbewegingen voor verstoringen van de neurale controle. Gezien de huidige stand van de techniek lijkt het erop dat de hedendaagse biomechanica van de sport zich nog te veel bezighoudt met meting, gegevensverzameling en de daaropvolgende fenomenologische beschrijving van een waargenomen gebeurtenis in plaats van met het stellen van de (veel moeilijkere) vraag naar de oorzaken en fundamentele mechanismen die aan het waargenomen verschijnsel ten grondslag liggen. Het louter meten en beschrijven van de grondreactiekrachten tijdens de fase van het loslaten van de speerworp bijvoorbeeld, zonder hun betekenis in verband te brengen met de musculoskeletale factoren die de werpafstand bepalen, is zinloos en vormt een nutteloze oefening. Als toekomstige trend in de sportbiomechanica kan worden verwacht dat het gebruik van modellen voor prestatie-optimalisatie steeds belangrijker zal worden.