De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM, 1948), het basisdocument van het hele mensenrechtenkader, garandeert eenieder zowel burgerlijke en politieke rechten als economische, sociale en culturele rechten.

Burgerlijke en politieke rechten zijn een categorie rechten die de vrijheid van het individu beschermen tegen inbreuken door regeringen en particuliere organisaties en die ervoor zorgen dat men zonder discriminatie of onderdrukking kan deelnemen aan het burgerlijke en politieke leven van het land. De meeste Amerikanen kennen ze uit de Amerikaanse grondwet en de Bill of Rights, omvatten zij –

  • het recht op leven
  • het recht om vrij te zijn van marteling
  • het recht op vrijheid en veiligheid van persoon
  • het recht op vrij verkeer
  • het recht op een eerlijk proces
  • het recht op privacy
  • het recht op vrijheid van godsdienst, meningsuiting, en vreedzame vergadering
  • het recht op een gezinsleven
  • het recht van kinderen op bijzondere bescherming
  • het recht deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden
    • het overkoepelende recht op gelijke behandeling
    • de bijzondere rechten van leden van etnische godsdienstige en taalkundige minderheden

Sociale, economische en culturele rechten verschillen van burgerlijke en politieke rechten omdat zij regeringen niet aan banden leggen, maar hen ertoe verplichten “progressieve actie” te ondernemen om deze rechten te eerbiedigen, te beschermen en te vervullen. Ze worden ook wel “veiligheidsgericht” of “rechten van de tweede generatie” genoemd. Zij omvatten rechten die niet in de Amerikaanse grondwet en Bill of Rights zijn opgenomen, zoals –

  • het recht op onderwijs
  • het recht op huisvesting
  • het recht op een toereikende levensstandaard
  • het recht op gezondheid
  • het recht om deel te nemen aan de cultuur, om te profiteren van de wetenschappelijke vooruitgang, en om een aandeel te hebben in hun eigen bijdragen aan wetenschap en cultuur.

Burgerlijke en Politieke Rechten vs. Economische, Sociale en Culturele Rechten

Na de goedkeuring van de UVRM door de Algemene Vergadering van de VN in 1948, begon de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens onmiddellijk met het opstellen van een daaropvolgend verdrag dat, in tegenstelling tot een verklaring, juridisch bindend zou zijn voor staten die het ratificeren. Dit bleek echter een onmogelijke taak te zijn, omdat ideologische verschillen de meningen verdeelden tussen de westerse, kapitalistische staten en de oostelijke, communistisch-socialistische staten. Na achttien jaar onderhandelen kwam er geen eensluidend document uit de bus, maar twee afzonderlijke mensenrechtenverdragen:

  • Het VN-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR, 1966) en
  • Het VN-Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR, 1966).

Voorspelbaar genoeg ratificeerden landen van het zogenaamde “Westblok” onmiddellijk het ICCPR maar niet het ICESCR, terwijl landen van het “Oostblok” wel het ICESCR ratificeerden maar niet het ICCPR. Aan deze ideologische “schizofrenie” kwam pas in 1995 een einde met de Verklaring van Wenen van de Wereldconferentie over de Mensenrechten, waarin werd verklaard dat de mensenrechten ondeelbaar, onderling afhankelijk en met elkaar verbonden zijn. Dit betekent dat ieder individu recht heeft op het volledige scala van mensenrechten, niet op die rechten die zijn of haar regering selecteert om te erkennen. Sinds 1995 hebben de meeste regeringen beide verdragen geratificeerd. De Verenigde Staten hebben echter alleen het IVBPR geratificeerd, en zelfs dat alleen met veel voorbehouden, formele uitzonderingen op volledige naleving

Als onderdeel van de voortdurende evolutie van de mensenrechten heeft zich een “Derde Generatie Rechten” ontwikkeld. Deze omvatten milieurechten, ontwikkelingsrechten en collectieve rechten die erkennen dat niet alleen individuen, maar ook groepen rechthebbenden zijn.

Het Verdrag inzake de rechten van het kind (CRC, 1989) en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW, 1981) beschermen veel van de burgerlijke en politieke rechten die in het ICESCR zijn erkend met betrekking tot kinderen en vrouwen. Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (CERD, 1963) verbiedt discriminatie op grond van ras of etnische afstamming in verband met een aantal burgerlijke en politieke rechten. Ook het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD, 2006) verbiedt elke discriminatie op grond van de handicap, met inbegrip van de weigering van redelijke aanpassingen met betrekking tot het volledige genot van burgerlijke en politieke rechten.

Gerelateerde documenten:

  • Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW, 1981)
  • Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (CERD,1963)
  • Het Verdrag inzake de rechten van het kind (CRC, 1989)
  • Het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD, 2006)
  • Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR, 1966)
  • Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UDHR, 1948)

admin

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

lg