8008: Sfinx. Marmer omstreeks 120-140 na Christus. British Museum, Londen.
Creon 2 was regent van Thebe na Oidipus’ vader Laius 1, en vervolgens weer na de dood van Oidipus’ zoon Eteocles 1. Tijdens zijn bewind kreeg hij te maken met verschillende rampen, waaronder die van de Sfinx. Na de oorlog van de ZEVEN TEGEN THEBES stortte hij het land in tweestrijd door zijn vijanden een begrafenis te ontzeggen.
De gedode slang
Vele rampen troffen Thebe in de loop der tijden, en de reden zou kunnen zijn dat de Thebaanse heersers de goden bij verschillende gelegenheden beledigden. Reeds de stichter van de stad, Cadmus, slaagde erin de woede van Ares op te wekken, door diens lievelingsslang te doden, die de bron te Dirce bewaakte, dicht bij de plaats waar Thebe was gesticht. Voor dat wapenfeit werd Cadmus gedwongen Ares te dienen voor wat men een eeuwig jaar noemde, en moest hij samenleven met de machtige clan van de SPARTI, die geboren waren uit de gezaaide tanden van de gedode slang; bovendien werden hij en zijn vrouw aan het eind van zijn leven in slangen veranderd, precies zoals Athena had gezegd:
Hoofdstad van het wanbestuur
Na Cadmus kwam Pentheus 1, een arrogant heerser wiens bizarre opvattingen over recht en orde hem in verzet brachten tegen Dionysus 2, wat hem tot zijn ondergang bracht. En zoals het dikwijls gebeurt wanneer staten door dwazen worden geregeerd, namen buitenstaanders de macht in Thebe over. Maar aangezien deze niet wijzer waren en al te gemakkelijk goede redenen vonden om oorlog te voeren en andere wreedheden te begaan, bleef Thebe de hoofdstad van het wanbestuur.
De goden straffen de stad
Koning Labdacus 1 (de grootvader van Oedipus) was niet beter dan Pentheus 1, en daarom werd ook hij door de MAENADS, dienaren van Dionysos 2, gedood. Maar toen Amphion 1, een man die Apollo liefhad, kwam, heerste er een tijdlang voorspoed. Maar zoals het dikwijls gebeurt, werd voorspoed gevolgd door arrogantie, een bijzondere tak van idiotie die sommige heersers en degenen rondom hen kan treffen; en zo beledigde zijn vrouw, in de veronderstelling dat de macht van haar familie haar gelijkstelde aan de onsterfelijken, Leto. Het gevolg was dat de lieve kinderen van deze godin, Apollo en Artemis, uit de hemel neerdaalden, en door hun pijlen op de NIOBIDS af te schieten, het koninklijk huis door de pest verlaten achterlieten. Dit was het einde van Amphion 1’s dynastie.
Verliefde voor wijn
Nu was Laius 1 (de vader van Oedipus) anders dan zijn eigen vader Labdacus 1, en ook anders dan Pentheus 1, omdat hij van wijn hield. Het is niet bekend of hij vroeg: “Hoe goed is de wijn?”; maar het is duidelijk dat hij niet nadacht over “Hoeveel wijn?”. Want het was zijn overmatige inname van deze goddelijke drank, die hem de raad van Delphi deed veronachtzamen. En daarom kreeg Laius 1, die geacht werd geen zoon te verwekken, er toch een, die hem, zoals het orakel had voorspeld, doodde.
Eerste regentschap van Creon 2
Op dat moment wist niemand wie de koning van Thebe op een smalle weg had gedood, zelfs de moordenaar zelf niet. Het was toen dat Creon 2, gezeten op de vrijgekomen troon, heerser werd in Thebe. Tijdens zijn regentschap kwam Amphitryon met zijn verloofde Alcmena en haar halfbroer Licymnius uit Mycene, op zoek naar verbanning en zuivering voor de dood van zijn aanstaande schoonvader Electryon 1, die hij per ongeluk had gedood. Creon 2 zuiverde hem, en ontving alle drie als ballingen in Thebe. Het was toen dat Amphitryon zijn zuster Perimede 2 tot vrouw gaf aan Licymnius. Deze twee kregen drie zonen, van wie er twee jaren later sneuvelden in de strijd met Heracles 1 tegen koning Eurytus 4 van Oechalia, een stad van twijfelachtige ligging. Licymnius zelf, die een bastaardzoon was van koning Electryon 1 van Mycene, en de enige van de broers die niet sneuvelde door toedoen van de zonen van koning Pterelaus van Taphos, werd veel later per ongeluk gedood door Heracles 1’s zoon Tlepolemus 1 toen deze een dienaar sloeg, en Licymnius er tussendoor rende.
Alcmena’s voorwaarden
Toen de rancuneuze Alcmena in Thebe aankwam, verklaarde zij dat zij niet met Amphitryon zou trouwen voordat hij haar broers had gewroken, die waren omgekomen tijdens de oorlog tussen Mycene en Taphos, een van de eilanden voor de kust van Acarnania op de westkust van Hellas. Amphitryon, die met haar wilde trouwen maar niet over de middelen beschikte om de veldtocht te voeren, vroeg Creon 2 om hem te helpen.
De problemen met de vos
Nu worden slechte tijden slechts langzaam en met ontberingen door goede tijden vervangen (hoewel goede tijden ook snel in slechte tijden kunnen overgaan). En zo begon de heerschappij van Creon 2, in overeenstemming met het Thebaanse leerplan, met beproeving. Want zodra hij aan de macht kwam, kwam de toorn van Dionysos 2 over de stad in de gedaante van een vos die gedoemd was nooit gevangen te worden. Aan deze vos (soms bekend als de Cadmeese vos) stelden de Thebanen elke maand een kind bloot in een poging te voorkomen dat het beest er velen zou wegvoeren.
Creon 2 helpt Amphitryon tegen de Taphiërs
Toen Amphitryon dus Creon 2 om hulp vroeg, antwoordde deze dat hij zich bij de expeditie tegen Taphos zou aansluiten als Amphitryon het land zou verlossen van de pest die het teisterde. Omdat Amphitryon niet opgewassen was tegen de ongenaakbare vos, verkreeg hij van Cephalus 1 de hond die zijn vrouw Procris 2 van Minos 2 had gekregen en die voorbestemd was alles te vangen wat hij achtervolgde. En hoewel het dilemma dat ontstond toen de twee dieren tegenover elkaar kwamen te staan van dien aard was dat de tussenkomst van Zeus nodig was, werd het probleem niettemin opgelost toen de god beide beesten in steen veranderde; en zo hielp Creon 2 Amphitryon, en toen de oorlog voorbij was trouwde Alcmena met haar verloofde.
Creon 2 geeft zijn dochters ten huwelijk
Enige tijd later baarde Alcmena Heracles 1, kind van Zeus en niet van Amphitryon, en toen deze zoon volwassen was, voerde hij de Thebanen aan tegen Erginus 1, de koning der Minyanen, die een eerbetoon oplegde nadat zijn vader gedood was door Perieres 2, wagenmenner van Creon 2’s vader. Het was toen dat Creon 2 Herakles 1 beloonde door hem zijn eigen dochter Megara ten huwelijk te schenken. Deze twee kregen kinderen: Therimachus, Deicoon 1, Creontiades, en Ophites 1, maar zij werden allen door hun vader in het vuur geworpen, toen deze zich in een vlaag van waanzin overgaf aan huiselijk geweld. Sommigen zeggen dat ook Megara door toedoen van haar man stierf, maar anderen zeggen dat Heracles 1 haar ten huwelijk gaf aan zijn eigen neef en wagenmenner Iolaus 1. Ook wordt gezegd dat Creon 2 een andere en jongere dochter schonk aan de zoon van Amphitryon, Iphicles, die reeds vader was van Iolaus 1 bij Automedusa, dochter van Alcathous 3, zoon van Pelops 1.
De Sfinx
De zwaarste beproeving, waarmee Thebe onder het eerste bewind van Creon 2 te kampen had, was echter de rampspoed van de Sfinx, die verscheen, de Thebaanse velden verwoestende, en verklaarde niet te zullen wijken, tenzij iemand een zeker raadsel, dat zij voorlegde, zou interpreteren. Om deze tegenslag het hoofd te bieden, kondigde Creon 2 in heel Hellas aan dat hij het koninkrijk Thebe en zijn zuster Jocasta ten huwelijk zou geven aan degene die het raadsel van de Sfinx zou oplossen. En daar er bij het verwerven van macht, bezit en vrouwen altijd velen zijn die bereid zijn alle risico’s te nemen die zij nodig achten, en welke gruweldaden dan ook te ondergaan, kwamen er velen en werden er velen vernietigd door de Sfinx, die hen een voor een opslokte toen zij onwetend bleken van haar raadsel. Want dat was de prijs van de poging in geval van mislukking.
Creon 2’s beloont Oedipus
Maar daar ook aan rampen eens een einde moet komen, werd de Sfinx eindelijk verslagen door Oedipus, die, gehoord hebbende Creon 2’s proclamatie, naar Thebe kwam, en door het raadsel op te lossen, het beest zichzelf deed vernietigen. En omdat Creon 2 zijn belofte vervulde, kreeg Oidipous zowel de troon van zijn eigen vader, die hij voor een habbekrats op een weg had vermoord, niet wetend wie de man was, als Creon 2’s zuster Jocasta tot vrouw, onwetend dat deze vrouw zijn eigen moeder was. Dit zijn de bizarre geschenken waarmee Creon 2 Oedipus beloonde omdat hij de Sfinx had vernietigd.
Einde van de eerste heerschappij
Dus eindigde de eerste heerschappij van Creon 2. En terwijl sommigen zouden kunnen zeggen dat zijn beslissingen in deze belangrijke zaak slecht waren, zouden anderen hem vrijpleiten, met het argument dat Creon 2 niet wist wie Oedipus was. Daarom, zouden zij zeggen, kan Creon 2 niets verweten worden, zoals ook Oedipus niets verweten kan worden, die niet wist wie hij zelf was. En omdat deze twee meningen niet met elkaar te rijmen zijn, kan er tegen alle gezond verstand in een derde opduiken, waarin de goden, of het noodlot, of de fortuin, of welke andere kracht dan ook, van boven of van beneden, de schuld krijgen. En weer anderen kunnen volhouden dat Oidipous in ieder geval schuldig was aan moord; want hij doodde niet één man, maar twee, en om een onbeduidende zaak; en Creon 2 kon geacht worden buiten zinnen te zijn geweest toen hij zowel troon als koningin aanbood aan een volslagen onbekende op grond van één enkele verdienste. Daarom, konden zij daaraan toevoegen, waren beiden schuldig, niet zozeer aan de overtredingen die hen beroemd maakten, maar aan andere fouten; en omdat de een misdadig was, en de ander onbekwaam, werden zij beiden gestraft en volgden er nog meer rampen.
Oedipus’ heerschappij
Nu, terwijl sommigen over deze eindeloze kwesties debatteren, leren anderen, ten eerste: dat Oedipus de troon van Thebe erfde en met zijn eigen moeder trouwde, nadat hij onbewust zijn eigen vader had vermoord; ten tweede: dat zijn benarde toestand in de loop der tijden aan het licht kwam; en ten derde: dat hij de troon die hij met zijn slimheid had verdiend, moest verlaten.
Creon 2 naar Delphi
Tijdens Oedipus’ regering vielen onvruchtbaarheid van baarmoeders en oogsten over Thebe, en toen de onrust zich onder de Thebaanse bevolking verspreidde, zond Oedipus Creon 2 naar Delphi om te vernemen door welke handelingen de onlusten konden worden afgewend. Bij zijn terugkeer deelde Creon 2 mee dat het orakel alle tegenspoed toeschreef aan bloedschuld in verband met de dood van Laius 1, en dat de god had bevolen de onbekende moordenaar van Laius 1 te vinden en voor het gerecht te brengen. Oedipus liet een onderzoek instellen, maar ontdekte door toedoen van de ziener Tiresias, dat hijzelf de gezochte man was, en de moordenaar van de vroegere koning. En daar Tiresias, als ziener, een dienaar van Apollo was, en het uit de tempel van de god was dat Creon 2 de raad had gebracht die nu de koning, door deze uit te voeren, zich tegen zichzelf zag keren, kwam Oedipus tot de overtuiging dat Creon 2 en Tiresias een complot tegen hem smeedden.
Creon 2 ontkent streven naar macht
Dit was slechts een lasterlijke beschuldiging in de ogen van Creon 2; want hij wist dat het niet onder zijn instigatie was geweest dat Tiresias had gezegd wat hij had gezegd. Niettemin noemde Oedipus hem oneerlijk, intrigant, schelm en leugenaar ten overstaan van de Thebaanse Ouderen. Het was toen dat Creon 2, als om de verdenking van de koning te sussen, elke ambitie naar macht ontkende:
“… zou iemand een rustig leven, met koninklijke rang verzekerd, willen ruilen voor een ongemakkelijke troon? Een koning in naam te zijn was nooit een deel van mijn ambitie.” (Creon 2 aan Oedipus. Sophocles, Oedipus de Koning 586).
Oedipus liet zich echter niet overhalen, en omdat hij hem als een samenzweerder beschouwde, zou hij Creon 2 de keuze hebben gegeven tussen dood of verbanning, als de Ouderen en Jocasta niet tussenbeide waren gekomen en om genade hadden gevraagd op grond van Creon 2’s eed van onschuld.
Oedipus’ troonsafstand en vloek
Nadat de waarheid aan het licht was gekomen, moest Oedipus aftreden. Maar zijn troonsafstand leidde niet tot vrede en voorspoed in Thebe. Want zijn zonen, die hem wegens zijn ellendige positie verachtten, moesten als antwoord op hun verachting de verschrikkelijke vloek aanhoren die hun vader tegen hen uitsprak, toen hij zei dat zij hun erfenis door het zwaard moesten verdelen, en dat hun lot zou zijn:
“… door de hand van een bloedverwant te sterven en te doden.” (Oedipus aan Polynices. Sophocles, Oedipus at Colonus 1385).
Broeders zijn het er niet mee eens
En ook hier zouden sommigen kunnen aanvoeren dat vervloekingen niemand kunnen dwingen. Maar hoewel Eteocles 1 en Polynices (want deze twee zijn de zonen van Oidipous bij zijn eigen moeder Jocasta) probeerden aan de vloek te ontkomen door ermee in te stemmen jaar na jaar beurtelings te regeren, bleken zij niet in staat het koninkrijk te verdelen volgens de raad van de Gelijkheid; en luisterden zij in plaats daarvan naar de Ambitie met dezelfde gretigheid als waarmee zij eerder naar de Verachting hadden geluisterd, dan veroorzaakten de broers zowel een burgeroorlog als buitenlandse interventie, hetgeen de dwaasheid is die herinnerd wordt als de oorlog van de ZEVEN TEGEN THEBES.
Buitenlands leger voor de poorten
De coalitie der ZEVEN, aangevoerd door Polynices en zes Argiveeër opperhoofden, was machtiger en overvloediger dan de troepen geleid door Eteocles 1, die toen op den troon van Thebe zat. Daarom had het de stad moeten veroveren. Maar de wetten van de oorlog zijn niet zo eenvoudig; en toen de vijand zich opmaakte om aan te vallen, beval Eteocles 1 Creon 2 om bij de ziener Tiresias te informeren naar de beste manier om de oorlog te winnen.
Tiresias’ remedie om de stad te redden
Nu schrijven Zieners dikwijls vreemde remedies voor, en Tiresias, geen uitzondering zijnde, verklaarde dat de stad gered zou worden door Menoeceus 2, zoon van Creon 2, te offeren. Bij het horen van deze pijnlijke ongerijmdheid, zeide Creon 2:
“O groot kwaad, zoo kort gesproken!”
… en de volgende dialoog volgde:
Tiresias: Kwaad voor u, maar voor uw land grote redding.
Kreon 2: Ik heb niet gehoord; ik heb nooit geluisterd; ik doe afstand van mijn stad!
Tiresias: De man is zichzelf niet meer; hij trekt zich terug.
Creon 2: Ga in vrede; het is niet uw profetie die ik nodig heb.
Tiresias: Is de waarheid dood, omdat gij ongelukkig zijt? (Euripides, Phoenician Women 917 e.v.).
Dit was een harde klap voor Creon 2, en een realiteit die moeilijk te bevatten was; want stervelingen zoeken macht in de overtuiging dat roem en geluk daar van nature uit voortvloeien. Dus vroeg hij den ziener hoe deze vloek over hem en zijn zoon gekomen was, en Tiresias legde toen uit waarom Menoeceus 2 op deze wijze geofferd moest worden:
“In de kamer waar de aardgeboren draak de wacht hield over Dirce’s bronnen, moet hij als offer geofferd worden en zijn bloed op den grond vergieten, een plengoffer van Cadmus, wegens den ouden toorn van Ares, die nu de slachting van zijn aardgeboren slang wreekt. Als gij dit doet, zult gij Ares als bondgenoot winnen. Als de aarde vrucht voor vrucht en mensenbloed voor bloed ontvangt, zult gij haar weer vriendelijk vinden, die eens een gewas van gezaaide mannen met gouden helmen tot ons zond; want een van hen die uit de tanden van de draak geboren zijn, moet sterven. Nu ben jij de enige overlevende van het Sown-ras, zuiverbloedig zowel van moeders- als vaderskant, jij en je zonen. Haemons huwelijk weerhoudt hem van de slachting, want hij is niet langer vrijgezel; ook al heeft hij zijn huwelijk niet geconsumeerd, toch is hij verloofd. Maar deze tedere jongeling, aan zijn stad toegewijd, zou door te sterven zijn land kunnen redden; en bitter zal hij de terugkeer van Adrastus en zijn Argiven maken (…) Kies een van deze twee lotsbestemmingen: of de stad redden of je zoon.” (Tiresias aan Creon 2. Euripides, Phoenician Women 930 e.v.).
De zoon van Creon 2 offert zich
Dit was te veel, zelfs voor Creon 2, en hij zou waarschijnlijk in de plaats van zijn zoon gestorven zijn, als het noodlot omzeild kon worden. Hij wenste Menoeceus 2 weg te zenden naar een veiliger plaats; want Tiresias had gezegd, dat hij aan de Thebanen zou zeggen, hoe de zaak stond. Maar de jongeman, die ook de woorden van de ziener had gehoord, wilde niet aan lafheid worden overgeleverd en daardoor de stad haar enige kans ontnemen; en omdat hij geloofde, zoals de jeugd vaak doet, dat de toekomst en de welvaart van staten kunnen afhangen van de bereidheid van iedere burger om zijn stad met zijn eigen leven te schenken, ging hij alleen naar de bovenste kantelen, en stak een zwaard door zijn keel en viel neer op de door Tiresias beschreven plek.
Om de doden eer te bewijzen
Op deze wijze oogstte Menoeceus 2 bewondering; maar had hij zijn leven behouden, dan had niemand onder de Thebanen hem vergiffenis geschonken, en de meeste burgers hadden hem verrader, lafaard en onedel genoemd, met het argument dat anderen, die geen orakel heeft geroepen, niettemin zij aan zij op het slagveld staan, de dood trotserend om hun stad te verdedigen. Wat Creon 2 betreft, hij wist niet of hij zich moest verheugen over de stad en de naam van zijn zoon, of moest treuren om het verlies van zijn kind. En omdat hij zich vroom, eerbiedig en godvrezend voelde tegenover de dood, ging hij naar zijn zuster Jocasta om haar het lijk van zijn zoon te laten baden; want hij redeneerde dat:
“… zij die niet dood zijn, moeten de god beneden vereren door eer te bewijzen aan de doden.” (Creon 2. Euripides, Phoenician Women 1320).
… een heilige wet die hij kort daarna verwaarloosde door zijn vijanden de begrafenis te ontzeggen en te beweren:
“… het is vruchteloos werk om de doden te vereren.” (Creon 2. Sophocles, Antigone 780).
Tweede regel van Creon 2
Dit is de vreemde manier waarop de stad werd gered, en de verdedigers, geleid door Eteocles 1, wonnen de oorlog. De broers, die de vloek van hun vader vervulden, doodden elkaar echter. Na hun dood begon Creon 2, oom van beiden, maar bondgenoot van Eteocles 1, die de troon weer vrij had gevonden, aan zijn tweede heerschappij (als regent en beschermer van de kroonprins Laodamas 2, zoon van Eteocles 1), daar hij niet alleen zegevierde, maar ook nog leefde – een alleraardigste combinatie van begrippen.
Wonden genezen
Nu, de ongemakken die onbekwame besturen, hoe pervers ook, in vredestijd kunnen veroorzaken, worden rijkelijk overtroffen door de kwellingen die het gevolg zijn van oorlog. Want naast de gewone ellende volgen de schaduwen van de virulente achterdocht en de bitterheid van de kwaadaardige rancune de oorlog op, waardoor de geesten worden geplaagd door de geïnfecteerde zweren die de kwellingen en de wreedheden van het openlijke geweld hebben veroorzaakt. En dat kan een hele generatie duren, of twee, of meer, vaak het zaaien van de zaden waaruit nieuwe gewapende mannen groeien, klaar om te vechten, alsof ze SPARTI waren. Dit wetende, haast de grote overwinnaar zich om clementie te betrachten, en verandert prompt in een heler der wonden, zoals Cyrus de Oudere deed toen hij Croesus versloeg, ten voordele van beiden.
Creon 2 verliest perspectief
Maar grote overwinnaars zijn er maar weinig, en Creon 2 was niet een van hen. En door een gebrek aan edelmoedigheid, of misschien verbitterd door het verlies van zijn zoon, werd hij een prooi van angst of woede en liet hij zich door zijn eigen overwinning verslaan. Om te beginnen scheen hij de doden te vrezen, of anders kende zijn woede tegen zijn vijanden geen matiging, of anders wilde hij, als waarschuwing aan anderen, de verstrekkende gevolgen laten zien, die hen wachtten die zich tegen zijn heerschappij verzetten.
Proclamatie over het begraven van vijanden
En om een van deze redenen, of om al deze, of om andere, moeilijker denkbare redenen vaardigde Creon 2 een regeringsproclamatie uit, die het begraven verbood van de dode vijandelijke soldaten, zowel Thebanen als Argiveeën, die op de velden buiten de stad lagen. Zoo groot was zijn haat tegen hen, en om te zien dat het schandelijke bevel werd opgevolgd, stelde hij wachtposten in, die zich hierover zeer duidelijk uitspraken:
“Aan het geheele geslacht van Cadmus zal dit worden verkondigd: ‘Wie betrapt wordt zijn lijk met kransen te versieren of het te begraven, zal met den dood worden beloond.'” (Creon 2’s proclamatie. Euripides, Phoenician Women 1630).
Weerstand van Antigone 2
Een van de onbegravenen was Oidipous’ zoon Polynices, gerekend tot de ZEVEN TEGEN THEBES, en de man die, nadat hij door zijn broer Eteocles 1 uit Thebe was verbannen, trouwde met een prinses van Argos, en haar vader overhaalde hem te helpen het koninkrijk terug te krijgen door samen met andere Argive-koningen een leger bijeen te brengen. Om wetten te maken over hulpeloze lijken leek Polynices’ zuster Antigone 2 absurd, en zij vroeg de nieuwe heerser met welk gezag hij dit had uitgeroepen:
Creon 2: Dit was Eteocles’ bedoeling, niet de mijne.
Antigone 2: Het is zinloos, en je bent een dwaas om het te gehoorzamen!
Creon 2: Hoezo? Is het niet juist om zijn bevelen uit te voeren?
Antigone 2: Nee, niet als ze verkeerd en onverstandig zijn. (Euripides, Fenicische vrouwen 1645).
Alle eerbied ontzegd
De liefhebbende zuster smeekte om Polynices’ lichaam te mogen baden, en zijn wonden te verbinden. Maar omdat dat een eerbetoon aan het lijk zou betekenen, wat de stad verboden had, gaf Creon 2 geen toestemming. Hij vond dat het Goede het Kwade moest achtervolgen tot na de dood, door de trouwe dienaar van zijn land, dood of levend, te belonen en degenen die tegen hem ingingen voor eeuwig te straffen. Daarom ontzegde hij Polynices een graf, en besloot dat hij onbegraven zou worden achtergelaten om te worden opgegeten door honden en gieren, die zijn hand hadden opgeheven tegen het moederland.
Creon 2 en zijn zoon Haemon 1
Maar omdat in het hart van Antigone 2 geen plaats was voor angst, ging zij alleen en bedekte Polynices lijk met aarde, of anders sleepte zij hem naar een brandstapel. Hoe het ook zij (want er zijn vele getuigenissen), Antigone 2 tartte het gezag van Creon 2. Tot overmaat van ramp was dit meisje de bruid van Creon 2’s zoon Haemon 1. Sommige vaders zouden zich wel twee keer bedenken voordat zij een meisje uit de armen van hun eigen zoon zouden nemen. Maar Creon 2 niet, want hij was van mening dat de wil van een vader altijd de eerste plaats moest innemen in het hart van een zoon. En dus nam Creon 2 de ondankbare taak op zich om zijn zoon te overtuigen van de noodzaak zijn jonge bruid naar het hiernamaals te sturen voor de misdaad haar broer te begraven.
Haemon 1’s vermaning
Haemon 1 liet zich niet overhalen en meende integendeel dat zijn vader op het punt stond een gruweldaad te begaan door Antigone 2 ter dood te veroordelen voor de toch wel eervolle daad van het begraven van een broer. En omdat hij dacht dat deze daad zijn eigen vader zou onteren, maande Haemon 1 hem aan nog eens goed na te denken.
Creon 2’s veroordeelt Antigone 2
Nou, zoals gezagsdragers terughoudend zijn om instructies van ondergeschikten te ontvangen, zo nemen oudere burgers niet graag lessen aan van jonge kerels. En dus vond Creon 2, die minder aandacht schonk aan de kwestie van goed en kwaad dan aan de kwestie van leeftijd, de opvattingen van zijn zoon verachtelijk, en ging hij verder:
“Ik zal haar meenemen waar het pad verlaten is, niet bezocht door mensen, en haar levend begraven in een rotsgewelf …” (Creon 2 aan de Thebaanse Ouderen. Sophocles, Antigone 774).
Ook de oude Tiresias kwam tot hem met de smeekbede:
“Geef toe aan de aanspraak van de doden. Schop niet naar de gevallenen. Wat voor dapperheid is het om de doden opnieuw te doden? (Tiresias aan Creon 2. Sophocles, Antigone 1030).
Maar Creon 2 handhaafde niettemin wet en gezag en, zoals hij het zag, zijn eigen positie als hoofd van de staat. Spoedig vernam hij echter dat zijn zoon Haemon 1 zelfmoord had gepleegd, zijn bruid achterna in de dood. En na hem beroofde zijn vrouw Eurydice 12 zichzelf van het leven met een zwaard, toen zij vernam dat haar zoon dood was. Want, zo zegt men, rijkdom en rang zijn ledig waar geen vreugde is; zij zijn als onwezenlijke schaduwen vergeleken met het geluk van het hart. En de kroon van het geluk, zeggen zij, is wijsheid, terwijl hoogmoedige mannen, hetzij in het openbaar, hetzij privé, zware slagen te verduren krijgen. Want wat ook dwaasheid is, ook datgene, wat zich in overmaat aan goede beginselen bekommert, leidt tot droefheid en verwarring; en daarom vond Creon 2 zichzelf zeggende:
Verhaald lot van Antigone 2
Anderen beweren echter, dat Antigone 2 en Haemon 1 niet bij deze gelegenheid zijn gestorven, maar veel later. Zij vertellen in plaats daarvan dat Creon 2, toen zij de wet overtrad, Haemon 1 opdroeg haar terecht te stellen, maar dat hij, zijn vader ongehoorzaam, haar aan herders toevertrouwde, waarbij hij valselijk beweerde dat hij haar had gedood. Na verloop van tijd trouwde Haemon 1 met haar, en kreeg een zoon bij haar. Toen deze zoon, die Maeon 1 zou kunnen zijn, opgroeide en naar de spelen te Thebe kwam, herkende Creon 2 hem aan het drakenteken in zijn lichaam, dat alle nakomelingen van de SPARTI droegen. Men zegt dat zelfs Heracles 1’s smeekbede aan Creon 2 om zijn zoon vergiffenis te schenken tevergeefs was; en toen Haemon 1 nogmaals getuige was van zijn vaders onverbiddelijkheid en niet aflatende woede, koos hij voor de dood en doodde zichzelf en zijn vrouw.
Oorlog met Athene
Maar weer anderen zeggen dat Creon 2 niet lang genoeg heeft geleefd om een volwassen kleinzoon te zien, en dat het conflict dat ontstond doordat hij de Argiveense belediging van mensen en goden de begrafenis had ontzegd, weer een buitenlandse interventie uitlokte, die leidde tot zijn dood door toedoen van Theseus. Want Adrastus 1, de overgebleven leider der ZEVEN, en de Argiveeër vrouwen kwamen naar Athene, niet om zich te beklagen over den dood hunner echtgenooten te Thebe, daar dit, zoo redeneerden zij, het oorlogsrecht is, maar om te protesteeren tegen Creon 2’s weigering van het begrafenisvuur en de laatste riten des doods. Toen Theseus van de wandaad hoorde, zond hij de heraut Phegeus 7 met een olijftak en een eenvoudige boodschap:
“… dat de Argiven moeten branden, of Thebe moet vechten.” (Theseus aan de Thebanen. Statius, Thebaid 12.598).
Athenisch leger buiten Thebe
Zo verloor Thebe, dat juist vrede had verkregen tegen een hoge prijs van bloed, deze weer. Want Theseus, die zichzelf nu zag als de verdediger van de wetten van alle volkeren en de verbonden van de hemel, trok onmiddellijk op tegen Creon 2 met een machtige schare die overtuigd was van de waarde en de rechtvaardigheid van de onderneming achter hem; zodat, terwijl de olijftak binnen in Thebe door zijn heraut werd gezwaaid, zijn leger buiten paradeerde.
Dood
De demonstratie maakte geen indruk op Creon 2; want Thebe had juist de overwinning behaald en Argos geruïneerd. Dat, dacht hij, moest een waarschuwing zijn voor de Atheners. Men zegt dat Creon 2 niet ten strijde trok boven de lichamen van de gesneuvelde Argiveeërs; maar men voegt er aan toe dat hij zich onthield, niet uit vroomheid, maar omdat hij wenste dat het komende bloedbad groter zou zijn op een maagdelijk veld. Het was in deze slag dat Creon 2 het leven verloor; en men verhaalt dat Theseus bij zijn dood zei:
“Heb je er nu behagen in om dode vijanden het vuur te geven dat hun toekomt? Begraven jullie nu de overwonnenen? Ga naar je vreselijke afrekening, maar wees verzekerd van je eigen begrafenis.” (Theseus aan Creon 2. Statius, Thebaid 12.779).
Dus werden de Thebanen verslagen, en terreur verspreidde zich in de stad die plundering vreesde. Maar omdat het doel van de oorlog niet verovering was, verklaarde Theseus voor zijn vertrek:
“Ik ben niet uit Athene gekomen om deze stad te verwoesten…maar om de doden op te eisen voor een begrafenis.” (Theseus. Euripides, Supplianten).
De Thebanen zouden vrijwillig hun doden ter begrafenis hebben afgestaan, en ontkennen dat zij ooit tegen Theseus hebben gevochten. Anderen hebben gezegd dat Creon 2 onder geheel andere omstandigheden aan zijn einde is gekomen, namelijk vermoord door Lycus 6, een afstammeling van Lycus 5 uit Dirphys in Euboea, toen deze, toen hij zag dat Thebe verzwakt was door tweedracht, de macht in de stad greep. Creon 2 was in die tijd de beschermer van het gezin van Heracles 1, terwijl deze laatste zijn ARBEIDEN verrichtte. Lycus 6 was van plan Amphitryon, Creon 2’s dochter Megara, en ook haar kinderen bij Heracles 1 te vermoorden, met als reden:
“… Ik ben mij er terdege van bewust dat ik Creon, de vader van deze vrouw, heb gedood en in het bezit ben van zijn troon. Ik wil dus niet dat deze kinderen opgroeien en wraak op mij moeten nemen als vergelding voor wat ik heb gedaan.” (Lycus 6. Euripides, Herakles 166).
Hoewel Lycus 6, zoon van Poseidon, werd verhinderd door Herakles 1, die hem bij zijn terugkeer doodde.
Thebe na Creon 2
In elk geval ging bij de dood van Creon 2 de troon van Thebe over op Laodamas 2, zoon van Eteocles 1. En het was tijdens zijn regering dat de zonen van de ZEVEN TEGEN THEBES, bekend als de EPIGONI, voor een tweede maal hun legers tegen Thebe voerden, dat zij veroverden en overdroegen aan Polynices’ zoon Thersander 1.
Wat vele jaren later overbleef
De reiziger Pausanias (ca. 150 na Chr.) beweert dat hij op het graf van Creon 2’s zoon Menoeceus 2 nog steeds de granaatappelboom zag bloeien, die daar groeide met vruchten die van binnen rood als bloed waren. Niet ver daarvandaan zag hij ook, gemarkeerd door een zuil met daarop een stenen schild, de plaats waar de broers Eteocles 1 en Polynices elkaar doodden. Pausanias voegt eraan toe dat het hele gebied “het slepen van Antigone” werd genoemd; want hier sleepte zij het lijk van haar broer Polynices naar de brandstapel van Eteocles 1 en gooide hem erop.
Anderen met dezelfde naam
Creon 1 was zoon van Heracles 1 bij een van de vele dochters van Thespius. Creon 3 is de koning van Korinthe die zijn dochter Glauce 4 verloofde met Jason.