Decennialang vertrouwden artsen op een beperkt aantal geneesmiddelen, waaronder sulfonylureumderivaten en metformine, om patiënten met type 2-diabetes te helpen. In de afgelopen 20 jaar is echter een toenemend aantal glucoseverlagende geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes beschikbaar gekomen.
De opties komen uit 4 klassen van geneesmiddelen-dipeptidyl peptidase-4-remmers (DPP4I), natriumglucose cotransporter-2-remmers (SGLT2I), glucagon-like peptide-1 receptor agonisten (GLP1RA), en pramlintide – die het voordeel bieden dat ze nieuwe werkingsmechanismen toepassen.
De FDA heeft meer dan 20 nieuwe geneesmiddelen uit deze klassen goedgekeurd, en het opnemen van vaste-dosiscombinatieproducten verhoogt dat aantal aanzienlijk. Dit creëert een uitdaging bij het voorlichten van patiënten over hun diabetes en geneesmiddelenregimes vanwege de enorme hoeveelheid namen en verschillende mechanismen.
Een artikel in het Journal of the Pakistani Medical Association presenteert een eenvoudig organisatieschema dat apothekers kan helpen anderen te leren – patiënten, studenten en andere professionals – hoe deze geneesmiddelen werken.
Het artikel, dat gratis verkrijgbaar is, bevat een schema dat geneesmiddelen in 3 groepen verdeelt:
– Insulinesecretagogen, direct (sulfonylurea’s en meglitiniden) en indirect van aard (GLP1RA en DPP4i)
– Insulinesensibilisatoren, direct (metformine en pioglitazon) en indirect van aard (pramlintide en bromocriptine)
– Nutrient-load reductors, absorptieremmers (alfa-glucosidaseremmers, colesevelam en orlistat) en uitscheidingsbevorderaars (SGLT2i)
Inzicht in het feit dat deze geneesmiddelen op verschillende manieren werken, kan artsen en patiënten helpen het gebruik van meer dan 1 geneesmiddel te aanvaarden om een verhoogd geglyceerd hemoglobinegehalte (A1C) aan te pakken en rationeel geneesmiddelengebruik aan te moedigen door aan te geven hoe artsen synergetische combinaties kunnen voorschrijven op basis van het werkingsmechanisme. De tabel classificeert geneesmiddelen om te helpen verduidelijken of ze vergelijkbare klinische effecten hebben op basis van hun mechanismen.
Hoewel de meeste geneesmiddelen in deze klassen pleiotroop zijn (op meerdere systemen werken) en meerdere werkingsmechanismen hebben, gebruikt de auteur het primaire werkingsmechanisme om de geneesmiddelenklasse in het daarvoor bestemde vakje te plaatsen.
De gebruiksvriendelijke tabel zal een welkome aanvulling zijn op voorlichtingsmateriaal, en apothekers kunnen hem gebruiken als basis voor een uitgebreider hulpmiddel dat ook de namen van geneesmiddelen bevat.