“Bloed regende neer, spatte van de muren”
De Flagellanten waren religieuze volgelingen die zichzelf met de zweep sloegen, in de overtuiging dat ze door zichzelf te straffen God zouden uitnodigen om genade voor hen te tonen. De Flagellanten kwamen in een stad aan en gingen rechtstreeks naar de kerk, waar de klokken luidden om de stedelingen te laten weten dat ze waren aangekomen.
Na het reciteren van hun liturgie gingen de Broeders naar een open ruimte en vormden een cirkel, waarbij ze zich tot hun middel uitkleedden en dan rond de cirkel liepen tot ze door de Meester werden geroepen om te stoppen. Dan vielen zij op de grond, in kruishouding, met drie vingers in de lucht (meineedplegers) of liggend met het gezicht naar beneden (overspeligen).
Na door de Meester te zijn afgeranseld, stonden de Broeders op en begonnen zichzelf te geselen. Na enige tijd van deze zelffoltering wierpen de Flagellanten zich weer op de grond en begon het proces opnieuw.
Hierboven: Flagellanten afgebeeld op een houtsnede uit de vijftiende eeuw.
1348 – het jaar waarin de Flagellantenbeweging verscheen, eerst in Oost-Europa, rond Hongarije en Polen, alvorens zich te verspreiden naar Duitsland, het huidige België, en de Nederlanden.
200-300 – de typische grootte van de Flagellant groepen (hoewel ze soms meer dan duizend telden), die van stad naar stad trokken, waar ze grote cirkels vormden en zichzelf afranselden.
Elke zweep bestond uit een stok met drie geknoopte strengen die aan het uiteinde hingen. Twee stukken vlijmscherp metaal werden aan beide kanten door het midden van de knopen gestoken en vormden zo een kruis, waarvan het uiteinde zich over de knopen uitstrekte ter lengte van een graankorrel of minder. Met deze zwepen sloegen en ranselden zij hun blote huid af, totdat hun lichamen gekneusd en gezwollen waren en bloed naar beneden regende, dat de muren in de buurt bespatte. Ik heb gezien, wanneer zij zichzelf met de zweep sloegen, hoe soms die stukjes metaal zo diep in de huid drongen, dat het meer dan twee pogingen kostte om ze eruit te trekken. – Heinrich von Herford (ca. 1300-1370), Chronicon Henrici de Hervordia
Regels
Vlagelingen werden geacht zich aan een aantal zeer strenge regels te houden –
7 – de leeftijd vanaf welke zonden als toerekenbaar werden beschouwd en moesten worden opgebiecht.
3 – het aantal malen dat de geseling per dag moest plaatsvinden (tweemaal overdag en eenmaal ’s avonds).
33 – het aantal dagen waarover de geseling moest plaatsvinden (dit getal was gekozen om de leeftijd van Christus ten tijde van zijn kruisiging weer te geven).
8 – het totaal aantal uren gedurende welke de zweepslagen moesten plaatsvinden.
4 pence – het bedrag dat de Flagellants elke dag moesten betalen voor hun voedsel.
Flagellants moesten ook niet spreken, geen contact hebben met het andere geslacht, zich niet scheren, baden of andere kleren aantrekken, en slapen op stro.
3 – het aantal leden van de Broeders die hymnen zongen terwijl de flagellatie plaatsvond, in feite optredend als cheerleaders.
Sommige dwaze vrouwen hadden kleren klaarliggen om het bloed op te vangen en op hun ogen te smeren, zeggende dat het wonderbaarlijk bloed was. – Jean Froissart (c.1337-c.1405).
2.500 – het aantal reizende Flagellanten dat een klooster gedurende een periode van zes maanden herbergde.
Oktober 1349 – de maand waarin paus Clemens VI verkondigde dat de Flagellanten zich niet aan de regels van de kerk hielden, en velen excommuniceerde. Het jaar daarop was de beweging verdwenen (hoewel de geseling tegenwoordig nog voorkomt in sommige godsdiensten, zoals de Shi’a Islam).
De flagellanten negeerden en minachtten echter het vonnis van excommunicatie dat door de bisschoppen tegen hen was uitgesproken. Zij trokken zich niets aan van het pauselijk bevel tegen hen – totdat prinsen, edelen en de machtigste burgers hen op een afstand begonnen te houden, verdwenen zij even plotseling als zij gekomen waren, zoals verschijningen of geesten worden verdreven door spotternij. – Heinrich von Herford (ca. 1300-1370), Chronicon Henrici de Hervordia
Wist U dat?
Vlagellanten bestonden al vóór de Zwarte Dood, met als opmerkelijke voorbeelden de periode voorafgaand aan het jaar 1000 (een tijd die werd gekenmerkt door veel duizendjarige vurigheid) en in Italië in 1260, tijdens de opwekkingsbeweging die bekend staat als het ‘Grote Alleluia’.