Joseph was een van Jakob’s 12 zonen. Zijn vader hield meer van hem dan van de anderen en gaf hem een gekleurde mantel. Zijn broers waren jaloers op hem en verkochten hem als slaaf. Hij werd naar Egypte gebracht en werd uiteindelijk rentmeester van Potifar, een van Farao’s ambtenaren. Potifars vrouw probeerde hem tevergeefs te verleiden en nadat er valse beschuldigingen tegen Jozef waren geuit, werd hij gevangen genomen. Omdat hij de droom van de Farao kon interpreteren, werd hij gouverneur van Egypte. Hij was zo verstandig om de oogst van het land te rantsoeneren ter voorbereiding op een tijd van hongersnood.
Tijdens de hongersnood kwamen de zonen van Jakob naar Egypte om bij Jozef te pleiten voor voorraden. Zij herkenden hem niet, maar nadat hij zich ervan had vergewist dat zij gereformeerd waren, identificeerde hij zich met grote vreugde. Jozef nodigde zijn vader en broers uit om zich in Egypte te komen vestigen. Het verhaal wordt verhaald in het Oude Testament (Genesis 37, 39-45)
Joseph wordt vaak gezien als een oudtestamentisch equivalent, of prefiguratie, van Christus. Scènes uit het verhaal van Jozef werden geschilderd door Pontormo en Bacchiacca voor Pierfrancesco Borgherini.