Schizofrenie is een ernstige, hardnekkige psychische aandoening die gepaard gaat met aanzienlijke handicaps. Het overervingspatroon is consistent met meerdere genen, en genetische predispositie interageert met omgevingsfactoren. Verschillende neurotransmittersystemen, met name het dopaminesysteem, zijn hierbij betrokken. Antipsychotica werken voornamelijk door het blokkeren van dopamine D2 receptoren, maar veranderingen in de dopamine neurotransmissie kunnen de vele symptomen van schizofrenie niet verklaren. Glutamaat, γ-aminoboterzuur en acetylcholine neurotransmittersystemen spelen een rol in de pathofysiologie van schizofrenie, en veranderingen in gliaalfuncties zijn erbij betrokken. Veranderingen in de astrocytenfunctie leiden tot problemen met het energiemetabolisme, tekorten in de oligodendrocytenfunctie tot problemen met myelinisatie en vetmetabolisme, en microgliale activatie tot veranderingen in de immuunfunctie en ontstekingen. Corticale neuronale atrofie, verminderde dendritische complexiteit, en verminderde stekels wijzen op een aanzienlijk verlies van corticale synaptische connectiviteit. Deze complexe neuropathologie komt overeen met de complexe genetica van schizofrenie. Een beter begrip van de pathogenese en pathofysiologie van schizofrenie zou moeten leiden tot een betere behandeling en preventie.