In veel samenlevingen, zoals in Amerika, werd slaven- en horigenarbeid gebruikt om de katoen te plukken, waardoor de winstmarges van de plantage-eigenaar werden vergroot (zie Trans-Atlantische Slavenhandel). De eerste praktische katoenplukker werd aan het eind van de jaren 1920 uitgevonden door John Daniel Rust (1892-1954), met de latere hulp van zijn broer Mack Rust. Andere uitvinders hadden ontwerpen geprobeerd met een spindel met weerhaken om de katoenvezels op de spindel te draaien en dan het katoen uit de bult te trekken, maar deze vroege ontwerpen waren onpraktisch omdat de spindel verstopt raakte met katoen. Rust stelde vast dat een gladde, vochtige spindel kon worden gebruikt om de vezels van de bollen te halen zonder dat ze vast kwamen te zitten in de machines. In 1933 kreeg John Rust zijn eerste patent, en uiteindelijk bezaten hij en zijn broer zevenenveertig patenten op katoenplukmachines. Tijdens de Grote Depressie was het echter moeilijk om financiering te krijgen voor de ontwikkeling van hun uitvindingen.
In 1935 richtten de gebroeders Rust de Rust Cotton Picker Company op in Memphis, Tennessee, en demonstreerden op 31 augustus 1936 de Rust-plukker in het Delta Experiment Station in Stoneville, Mississippi. Hoewel de eerste Rust-plukker ernstige gebreken vertoonde, plukte hij wel katoen en de demonstratie kreeg veel aandacht in de nationale pers. Toch was het bedrijf Rust niet in staat om katoenplukkers in grote hoeveelheden te produceren. Door het succes van de katoenplukker Rust verdubbelden andere bedrijven hun inspanningen om praktische plukkers te produceren die niet op de octrooien Rust waren gebaseerd. De grootschalige invoering werd echter vertraagd door de productie-eisen van de Tweede Wereldoorlog. De International Harvester Company produceerde een commercieel succesvolle katoenplukker in 1944. Na de Tweede Wereldoorlog vervaardigde de Allis-Chalmers Manufacturing Company katoenplukkers op basis van een verbeterd ontwerp van Rust. In de daaropvolgende jaren werden de mechanische plukkers geleidelijk verbeterd en steeds meer door de boeren overgenomen.
De introductie van de katoenplukker wordt genoemd als een factor in de Tweede Grote Migratie.
Het temmen van de katoenplantEdit
Om mechanische katoenplukkers praktischer te maken, waren ook verbeteringen in de katoenplant en in de katoenteelt nodig. Vroeger moesten katoenvelden elk oogstseizoen drie of vier keer met de hand worden geplukt, omdat de bollen in verschillend tempo rijpten. Het was niet praktisch om te wachten met plukken tot alle bollen rijp waren, omdat de kwaliteit van het katoen achteruitging zodra de bollen opengingen. Maar rond de tijd dat de mechanische plukkers hun intrede deden, ontwikkelden plantenkwekers hybride katoenvariëteiten waarvan de bollen hoger van de grond lagen en gelijkmatig rijpten. Dankzij deze innovaties kon de plukker het veld in één keer passeren. Ook werden herbiciden ontwikkeld om de planten te ontbladeren en hun bladeren te laten vallen voordat de plukker langs kwam, wat een schonere oogst opleverde.