Mensen en economie
Sinds de prehistorie zijn de Apennijnen het woongebied van Italische volkeren geweest. Tegenwoordig bevindt de hoogste nederzetting zich op ongeveer 4.500 tot 5.000 voet boven de zeespiegel, aan de bovengrens van de cultuurgrond. Dichter bevolkte gebieden bevinden zich in de brede rivierdalen, die rijk zijn aan alluviale en gecultiveerde gronden (b.v. de dalen van Lunigiana in Ligurië, Garfagnana in Toscane, en die van de bovenloop van de Arno en de Tiber). Ook de binnenbekkens (Foligno, Terni, Rieti, l’Aquila, Sulmona, Avezzano) zijn dichtbevolkt. De ontvolking van het platteland, die het gevolg is van de gebrekkige ontwikkeling van het Italiaanse zuiden en de aantrekkingskracht van de industriegebieden in Noord-Italië en elders in Europa, heeft grote proporties aangenomen. Deze emigratie is echter afgenomen, voornamelijk als gevolg van pogingen om de plaatselijke economie te ontwikkelen.
In de uitlopers van de Apennijnen is de verwerkende industrie wijdverbreid, terwijl in de aangrenzende kustvlakte winningsindustrieën zijn ontwikkeld, vaak in samenhang met belangrijke vondsten van aardgas. Mineralen als kwik, zwavel, boor en kaliumzouten zijn ook van belang, terwijl de marmergroeven – met name die bij Carrara – van de Apennijnen al eeuwenlang beroemd zijn.
De Apennijnen worden doorkruist door verschillende spoorlijnen, waarvan sommige dubbelsporig zijn. Er zijn talrijke wegen die toegang geven tot het gebergte, hoewel het ruige terrein voor moeilijkheden zorgt. Onder de snelwegen die de barrières van het reliëf hebben overwonnen met imposante reeksen tunnels en taluds is de Autostrada del Sole (“Snelweg van de Zon”), die de hoofdslagader van het schiereiland Italië is en een van de grote landschappelijke routes van Europa.