Doelstelling: Het analyseren en vergelijken van de lichaamslengten van eerstejaars schoolkinderen en hun ouders, naar etnische achtergrond en sociaaleconomische status.
Materiaal en methoden: Dit is een cross-sectionele studie van inheemse en niet-inheemse schoolkinderen en hun ouders, behorend tot drie niveaus van sociale kwetsbaarheid: zeer hoog (armoede), gemiddeld, en zeer laag. Een inheems schoolkind werd gedefinieerd als elk kind met alle vier de familienamen van de ouders van Mapuche-afkomst; niet-inheems waren die met een Hispanic familienaam van de ouders. De lichaamslengte werd vergeleken met behulp van Z-scores, waarbij gebruik werd gemaakt van de WHO-referentiewaarden voor voedingswaardeverandering. De statistische analyse bestond uit het vergelijken van de verschillen in gemiddelde lengte tussen de ouders en hun kinderen. De verschillen werden beoordeeld met de methode van Scheffe.
Resultaten: Verbetering van de sociaaleconomische omstandigheden werd geassocieerd met een toename van de gemiddelde lengte van de ouders (p < 0,001), behalve voor inheemse moeders, die geen toename van de lengte vertoonden. Vaders uit zeer verpauperde provincies waren 4 cm korter dan diegenen die in zeer kwetsbare gebieden woonden; lengteverschillen bereikten 2 cm bij moeders (p < 0,001). Inheemse schoolkinderen vertoonden een positieve lengtegradiënt naarmate de sociaaleconomische omstandigheden verbeterden (p < 0,001). Dit werd niet waargenomen bij de niet-inheemse kinderen. Bij vergelijking van de lengte van de ouders met de lengte van de kinderen, hadden de kinderen een betere lengte/leeftijd verhouding dan hun ouders (p < 0.01). Dit was vooral duidelijk bij inheemse schoolkinderen, die gemiddeld 1,4 Z-scores meer hadden dan hun ouders.
Conclusies: De opwaartse lengte gradiënt gerelateerd aan verbeterde sociale omstandigheden, en de betere lengte/leeftijd verhouding gezien bij kinderen in vergelijking met hun ouders, ongeacht hun etnische achtergrond en niveau van sociale kwetsbaarheid, is bemoedigend en suggereert dat interventies gericht op de armste groepen, waaronder de inheemse bevolking, moeten worden uitgevoerd.