In de meeste groepen brengt het mannetje, nadat hij een vrouwtje met succes heeft benaderd en bestegen, zijn linker pedipalp in de linker opening van haar genitale structuur in en de rechter pedipalp in de rechter opening. Bij sommige primitieve spinnen (b.v. haplogynes, mygalomorphs) en enkele andere, brengt het mannetje beide pedipalpen tegelijk in de genitale spleet van het vrouwtje in.
De vrouwelijke genitale structuur, of epigynum, is een verharde plaat aan de onderzijde van het achterlijf voor de gonopore. Nadat de zaadcellen in het epigynum zijn overgebracht, verplaatsen zij zich naar ontvangers (spermathecae) die in verbinding staan met de eileiders. De eitjes worden bevrucht wanneer ze door de eileiders gaan en door de gonopore naar buiten.
De kracht die de injectie van sperma van de pedipalp van het mannetje in de receptacula van het vrouwtje veroorzaakt, is niet met zekerheid vastgesteld, maar het zou kunnen gaan om een verhoogde bloeddruk die het zachte vaatweefsel (hematodocha) tussen de harde platen van pedipalpen doet uitzetten. Hierdoor wordt een bolvormige structuur met een kanaaltje gedraaid en in het epigynum van het wijfje gehaakt, waardoor het sperma wordt geïnjecteerd alsof het uit een bolspuit wordt geperst.
De paring kan bij sommige soorten slechts enkele seconden duren, maar bij andere uren. Sommige mannetjes laden hun pedipalpen weer op en paren opnieuw met hetzelfde vrouwtje. Na de paring smeren de mannetjes van sommige soorten een afscheiding over het epigynum, een zogenaamde epigynale plug, die het vrouwtje verhindert een tweede keer te paren. Mannelijke spinnen sterven meestal kort na, of zelfs tijdens, het paringsproces. Het vrouwtje van één Europese orb weaver soort bijt zich vast in het achterlijf van het mannetje en houdt zich vast tijdens de paring. Hoewel sommige vrouwtjes het mannetje na de paring opeten, is deze praktijk niet gebruikelijk. Het mannetje van de zwarte weduwe (geslacht Latrodectus), bijvoorbeeld, sterft gewoonlijk dagen na de paring, hoewel hij soms na de paring zo zwak is dat hij door het vrouwtje wordt gevangen en opgegeten. Mannelijke Nephilengys malabarensis spinnen in Zuidoost-Azië en het zuidwestelijk deel van de Stille Oceaan ontsnappen aan seksueel kannibalisme door copulatie op afstand, waarbij het copulatieorgaan van het mannetje tijdens de paring loskomt en in het wijfje achterblijft, waardoor een langdurige spermaoverdracht mogelijk wordt. Bij sommige soorten paren de wijfjes slechts één keer, terwijl andere meermaals paren met hetzelfde mannetje of met verschillende mannetjes. De langlevende vrouwtjes van mygalomorfe spinnen moeten herhaaldelijk paren omdat zij een- of tweemaal per jaar hun huid afwerpen, inclusief de bekleding van de spermathecae.