Zoals er in de moderne wereld meer dan één manier is om dood te zijn, zo is er ook meer dan één manier om gepubliceerd te worden. Publicatie is geen dichotome gebeurtenis: het is eerder een continuüm. En de academische gemeenschap moet dit aanvaarden, in plaats van zich ertegen te verzetten. Dit was een van de belangrijkste conclusies van een recente workshop in Parijs, georganiseerd door de Unesco, de American Association for the Advancement of Science en de International Council of Scientific Unions, over de ontwikkeling van praktijken en normen voor elektronisch publiceren in de wetenschap.

Traditioneel wordt een wetenschappelijk artikel geacht gepubliceerd te zijn zodra het in een papieren tijdschrift is verschenen. Publicatie kan zelfs worden gedefinieerd als het moment waarop een embargo wordt opgeheven: het BMJ, bijvoorbeeld, heft zijn embargo op om 00.01 uur (Londense tijd) op vrijdag. Maar zelfs in de oude, pre-digitale wereld was publicatie niet precies. Auteurs lieten ontwerpen van hun artikelen vaak circuleren onder collega’s, presenteerden hun bevindingen op bijeenkomsten en publiceerden samenvattingen maanden of zelfs jaren voordat zij hun artikelen publiceerden in tijdschriften met collegiale toetsing. Het onzichtbare college was dus vaak op de hoogte van belangrijke onderzoeksresultaten lang voordat deze in tijdschriften verschenen. Medische redacteuren hebben ermee ingestemd dat deze processen een belangrijk deel van de wetenschap uitmaken en geen “correcte publicatie” zijn. Zij hebben dus met genoegen de definitieve versies van deze papers in hun tijdschriften gepubliceerd.1 Het verschijnen van de massamedia op veel van deze conferenties (en het uitgeven van persberichten door de organisatoren van de conferenties) heeft de zaak gecompliceerd, maar heeft de overeenkomst niet vernietigd.

De overeenkomst van het ancien régime wordt nu echter vernietigd door het verschijnen van “eprints,” voorlopige versies van papers die op websites worden geplaatst en zo voor iedereen beschikbaar worden gesteld.2 Een dergelijke plaatsing is publicatie, zeggen instanties als de New England Journal of Medicine3 en de American Chemical Society: zij zullen latere versies van dergelijke eprints dan ook niet voor publicatie in hun tijdschriften in aanmerking nemen. Onzin, zeggen de natuurkundigen en de astronomen, die beide een lange traditie hebben van het op grote schaal verspreiden van preprints: dat, zeggen zij, is publicatie met een kleine “p” en zou publicatie met een grote “P” in onze peer reviewed tijdschriften niet in de weg mogen staan.

Kynologen zeggen dat de lijn van beide groepen wordt gedreven door geld en niet door de noodzaak om wetenschap effectief en efficiënt te communiceren. De New England Journal of Medicine en de chemici zijn bezorgd dat de brede beschikbaarheid van eprints hun abonnementen zal vernietigen. De uitgevers van natuur- en sterrenkundige tijdschriften hebben daarentegen geen andere keuze dan toe te geven naarmate e-print servers verschenen en tot bloei kwamen. De natuur- en sterrenkundige tijdschriften lijken er echter niet onder te lijden: zij blijven sterk en prestigieus. De verklaring lijkt te liggen in de grootte van de “p” van publicatie: onderzoekers zien publicatie op eprint servers als “zwakke publicatie”, terwijl die in peer reviewed tijdschriften “sterke publicatie” is. Sterke publicatie wordt geassocieerd met prestige, geloofwaardigheid, betrouwbaarheid, brede beschikbaarheid, nieuwsaandacht, en duurzaamheid. Met andere woorden, men wil zowel op eprint servers als in peer reviewed tijdschriften publiceren. Het is niet of/of, maar beide.

De geneeskunde heeft nog geen eprint server, hoewel dat waarschijnlijk binnenkort wel het geval zal zijn.4 Voorstanders van eprints stellen dat het plaatsen van een eprint kwalitatief niet verschilt van het presenteren van een artikel op een conferentie: het betekent alleen dat meer mensen het artikel kunnen zien en becommentariëren, waardoor de kans groter wordt dat het kan worden verbeterd voordat het definitief wordt gepubliceerd. De tegenstanders van eprints in de geneeskunde maken zich vooral zorgen over twee dingen: ten eerste dat artsen, die toch al als Franse ganzen volgestouwd zijn met informatie, ten onder zullen gaan aan studies van slechte kwaliteit (die zelfs ronduit verkeerd zijn); en ten tweede dat de media zich zullen storten op onzinnige papers en onnodig paniek zullen zaaien. De voorstanders van eprint, waartoe ik behoor, antwoorden dat het probleem van de overvloed aan informatie zo ernstig is dat het niet merkbaar zal worden verergerd door eprint servers, en dat de media reeds vele mogelijkheden hebben – via conferenties en off the record gesprekken – om paniekverhalen op te pikken. Het verschijnen van een volledig verslag van een studie op een eprint server zou inderdaad veel te verkiezen zijn boven wat nu gebeurt, wanneer artsen vaak geen toegang hebben tot de volledige studie.

Hoewel de geneeskunde nog geen eprints kent, kent zij wel systematische reviews die voortdurend worden bijgewerkt. Deze hebben geen definitieve of definitief gepubliceerde versie – alleen een originele en een laatste versie. Samen met andere tijdschriften heeft de BMJ ermee ingestemd om versies van dergelijke systematische reviews te publiceren, ondanks het feit dat deze reeds beschikbaar zijn in de Cochrane Library.5 Op de bijeenkomst in Parijs was men het er in het algemeen over eens dat publicatie in verschillende versies wenselijk is voor de communicatie van de wetenschap, zolang de lezers maar precies te horen krijgen wat zij lezen. Is dit een eprint die nooit aan peer review is onderworpen? Als het wel collegiaal is getoetst, hoe is dat dan gebeurd? Als het een systematic review is, om welke versie gaat het dan? De wetenschappelijke gemeenschap moet niet alleen de lezers precies laten weten wat zij lezen, maar moet ook manieren vinden om de versie van artikelen in citaten aan te geven.

De communicatie in wetenschap en geneeskunde is er niet mee gediend als publicatie in vele versies wordt tegengehouden, en het BMJ is bereid om eprints die op websites zijn geplaatst voor publicatie in aanmerking te nemen, zolang hun status als eprints duidelijk is. Intussen moeten auteurs, redacteuren en uitgevers nog veel werk verzetten om de status van artikelen volledig duidelijk te maken. Dit is het tijdperk van transparantie in plaats van paternalisme.

admin

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

lg