Rorschachtest, ook wel Rorschach inktvlektest genoemd, projectieve methode van psychologisch testen waarbij een persoon wordt gevraagd te beschrijven wat hij of zij ziet in 10 inktvlekken, waarvan sommige zwart of grijs zijn en andere vlekken van kleur hebben. De test werd in 1921 geïntroduceerd door de Zwitserse psychiater Hermann Rorschach. De test bereikte een hoogtepunt in de jaren zestig, toen hij op grote schaal werd gebruikt om cognitie en persoonlijkheid te beoordelen en bepaalde psychologische aandoeningen te diagnosticeren.
Respons op de Rorschach test wordt meestal gescoord op basis van de locatie in de vlek van het ding dat gezien wordt, het soort stimuluskenmerk dat benadrukt wordt (bijv, vorm of kleur), en de inhoud van de waarneming (b.v., dier). Uit de responsscores probeert de psycholoog de persoonlijkheid van de proefpersoon te beschrijven, vaak door de scores te vergelijken met gevestigde normen.
De interpretatie van de antwoorden van een proefpersoon is echter niet in hoge mate gestandaardiseerd, ondanks de invoering in 1974 van het Exner scoresysteem, dat werd ontwikkeld om de zwakke punten in de Rorschach test aan te pakken. Hoewel de Rorschach-test dus nog steeds wordt gebruikt, wordt hij algemeen beschouwd als een onbetrouwbare methode voor psychologische beoordeling en diagnose.
Er zijn soortgelijke tests ontwikkeld, met name een met twee 45-kaarten-vormen door de Amerikaanse psycholoog Wayne H. Holtzman.