Uitloging, in de geologie, verlies van oplosbare stoffen en colloïden uit de bovenste laag van de bodem door doorsijpelende neerslag. De verloren gegane materialen worden naar beneden getransporteerd (geëluveerd) en worden over het algemeen opnieuw afgezet (geïluveerd) in een lagere laag. Dit transport resulteert in een poreuze en open bovenlaag en een dichte, compacte onderlaag. De snelheid van de uitspoeling neemt toe met de hoeveelheid regen, hoge temperaturen en de verwijdering van beschermende vegetatie. In gebieden waar veel uitspoeling plaatsvindt, gaan veel voedingsstoffen voor planten verloren en blijven kwarts en ijzer-, mangaan- en aluminiumhydroxiden over. Dit restant vormt een kenmerkend bodemtype, lateriet of latosol genaamd, en kan leiden tot afzettingen van bauxiet. In dergelijke gebieden leidt een snelle bacteriële werking tot de afwezigheid van humus in de bodem, omdat afgevallen plantaardig materiaal volledig wordt geoxideerd en de producten worden uitgeloogd. Ophopingen van overblijvende mineralen en van mineralen die in lagere lagen zijn afgezet, kunnen samenklonteren tot ononderbroken, taaie, ondoordringbare lagen die duricrusts worden genoemd.