De wereld kan worden gezien als een spectrum van kern- tot perifere landen, waarbij kernlanden worden gekenmerkt door een hoog ontwikkelingsniveau, innovatievermogen en convergentie van handelsstromen. De kern heeft een dominante positie ten opzichte van de periferie die tot uiting komt in de handel en de structuur van de vervoersnetwerken. De bereikbaarheid is binnen de kern groter dan in de periferie. De meeste economische activiteiten en innovaties op hoog niveau vinden plaats in de kern, terwijl de periferie op verschillende niveaus aan die processen is onderworpen.
Dit patroon was vooral overheersend tijdens het koloniale tijdperk, toen de ontwikkeling van vervoersystemen in de ontwikkelingslanden vooral de toegankelijkheid van de kernlanden tot de hulpbronnen en markten van de periferie bevorderde, een situatie die voortduurde tot de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De semi-periferie heeft een hoger niveau van autonomie en is het voorwerp geweest van aanzienlijke verbeteringen in de economische ontwikkeling (China, Brazilië, Maleisië, enz.). Tegelijkertijd is de toegankelijkheid van de semi-periferie verbeterd, waardoor haar comparatieve voordelen op het gebied van arbeid en hulpbronnen konden worden geïntegreerd.