Vraag: “Wat is een Congregational Church / Congregationalisme?”
Antwoord: Congregationalisme spreekt over een vorm van kerkregering. “Een episcopale kerkregering wordt geregeerd door bisschoppen, een presbyteriaanse kerkregering door oudsten en een congregationele kerkregering wordt geregeerd door de gemeente. De bisschoppelijke regering omvat gewoonlijk een hiërarchie over de plaatselijke kerk, en de presbyteriaanse regering soms ook. Congregationele kerkregering vermijdt bijna altijd een dergelijke hiërarchie, omdat de plaatselijke kerk rechtstreeks aan God verantwoording verschuldigd is, en niet aan een of andere man of organisatie. Congregationeel bestuur wordt gevonden in veel Baptisten- en niet-confessionele kerken.
Naast de kerken die een congregationele bestuursvorm beoefenen, zijn er ook die zichzelf Congregational Churches noemen. De meeste daarvan zijn aangesloten bij de United Church of Christ, de National Association of Congregational Christian Churches, of de Conservative Congregational Christian Conference. Deze groepen delen een gemeenschappelijke geschiedenis die teruggaat tot de puriteinen van New England.
In 1648 stelden de puriteinen van de Massachusetts Bay Colony het Cambridge Platform op als middel om hun vergaderingen te beschermen tegen inmenging van onvriendelijke autoriteiten in Engeland en om een gemeenschappelijk kerkregime te formuleren gebaseerd op de Schrift. Hoewel zij formeel nog steeds deel uitmaakten van de Kerk van Engeland, waren deze Puriteinen niet bereid zich te conformeren aan de corruptie in de vormen van eredienst en bestuur die zij in de kerk zagen. Buiten het gezag van de moederkerk stappend, verklaarde het Platform dat “een gezelschap van belijdende gelovigen die kerkelijk met elkaar verbonden zijn” een kerk is, met of zonder ambtsdragers. Dit scheidde hen duidelijk af van alle vormen van hiërarchisch kerkbestuur.
De Congregational churches fuseerden uiteindelijk met de Christelijke kerken, die zich aan het eind van de jaren 1700 en het begin van de jaren 1800 hadden afgescheiden van de Methodisten, Baptisten en Presbyterianen. Deze nieuwe groep behield de congregatievorm van bestuur, en met de sterke nadruk op de autonomie van de plaatselijke kerk, was tolerantie voor doctrinaire variaties essentieel.
Terwijl de Congregational Christian Churches groeiden, werden er twee andere groepen gevormd die uiteindelijk deel zouden gaan uitmaken van de United Church of Christ. Duitse kolonisten in Pennsylvania vormden de Gereformeerde Kerk in 1725, en vele jaren later vormden Duitse kolonisten in Missouri de Evangelische Kerk in 1841. Deze lichamen fuseerden in 1934 tot de Evangelische en Hervormde Kerk.
In 1957 fuseerde de Evangelisch Gereformeerde Kerk met de Congregational Christian Churches tot de United Church of Christ. Volgens hun webpagina is de UCC een “uiterst pluralistische en diverse denominatie”. Vanwege hun sterke gehechtheid aan de autonomie van de plaatselijke kerk, kan de denominatie geen doctrine opleggen aan individuele kerken. Evenzo heeft de plaatselijke kerk, vanwege haar geloof in de vrijheid van het individuele geweten, er moeite mee haar leden de leer op te leggen. Hoewel zij de historische geloofsbelijdenissen van de kerk huldigen, erkennen zij deze niet als gezaghebbende toetsen van orthodoxie, maar als “geloofsgetuigenissen”. Aangezien “geloof op vele verschillende manieren kan worden uitgedrukt”, heeft de UCC geen formule die een geloofstest is. De leden van elke gemeente verbinden zich met elkaar en met God in “vertrouwensrelaties in plaats van wettelijke overeenkomsten”. Het resultaat van deze doctrine is een grote variatie aan geloofsovertuigingen en praktijken, zonder enige consistentie of standaard voor kerken of mensen.
De National Association of Congregational Christian Churches werd in 1955 gevormd als reactie op de op handen zijnde vorming van de United Church of Christ. Deze kerken geloofden dat de nieuwe denominatie logge bureaucratieën zou creëren en de vrijheden van de plaatselijke kerken zou belemmeren. Deze kerken zijn onafhankelijker en zelfsturend dan die binnen de UCC en neigen zelfs naar meer liberale standpunten in leer en praktijk.
De derde groep is de Conservative Congregational Christian Conference, die in 1948 werd gevormd als verzet tegen de liberale theologie die in andere Congregational kerken terrein won. Hoewel deze kerken over het algemeen vasthouden aan de fundamentele doctrines van het christelijk geloof, zijn zij niet bereid de gemeenschap te verbreken over secundaire kwesties. Het resultaat is een tamelijk ijle gemeenschap waarin kerken er zeer uiteenlopende geloofsovertuigingen op na kunnen houden, een standpunt proberen in te nemen over een bijbels standpunt, maar niet in staat zijn elkaar ter verantwoording te roepen voor discrepanties.
Samenvattend erkennen congregatiegemeenten de soevereiniteit van Christus over Zijn Kerk en maken dat tot een toetssteen van hun geloof. Wat sommige congregatiegemeenten niet erkennen is de plicht die alle gelovigen hebben om elkaar te corrigeren en te onderwijzen. In 2 Tessalonicenzen 3:6 werd de gelovigen bevolen zich terug te trekken “om zich verre te houden van iedere broeder die ledig is en niet leeft naar de leer die gij van ons ontvangen hebt”. Evenzo wordt ons in 1 Timoteüs 6:3,5 (NKJV) gezegd: “Indien iemand anders leert en niet instemt met gezonde woorden, namelijk de woorden van onze Here Jezus Christus, en met de leer die met de godsvrucht overeenstemt… trek u dan van hem terug.” In de brief van Paulus aan de Galaten vinden we herhaaldelijk verwijzingen naar het corrigeren van of het zich terugtrekken van hen die onwaarheid onderwijzen of beoefenen (Galaten 2:5, 11; 4:16; 6:1). Gods bedoeling met de gelovigen is dat wij gelijkvormig worden aan het beeld van zijn Zoon (Romeinen 8:29) en dat onze gemeenschap gebaseerd is op eenheid in geloof en praktijk (Filippenzen 3:16).