Stemregisters uitgelegd door Andy Follin

Vocal registers zijn een van de meest besproken – en toch nog steeds onbegrepen – concepten in stemtraining. Al in de jaren zeventig van de vorige eeuw vormde het Collegium Medicorum Theatri (CoMeT) – een internationale organisatie van stemspecialisten – een commissie om te proberen het begrip stemregisters te verduidelijken. Het feit dat de discussie bijna vijftig jaar later nog steeds woedt, geeft aan hoe verwarrend dit begrip kan zijn.

De verwarring komt voort uit het feit dat de term ‘register’ voor verschillende mensen verschillende dingen betekent. Een algemeen aanvaarde definitie is dat een register “een reeks opeenvolgende tonen met gelijksoortige eigenschappen” is. Maar wat die eigenschappen zijn, hangt af van je gezichtspunt.

  • Puur laryngeaal gezien kan een register worden gedefinieerd als een reeks opeenvolgende tonen die door hetzelfde mechanisme worden voortgebracht.
  • Akoestisch/perceptueel gezien kan een register worden gedefinieerd als een reeks opeenvolgende tonen die met een vergelijkbare stemkwaliteit worden voortgebracht.

Hoewel er een zekere correlatie bestaat tussen de terminologie van de registers en de mechanismen die bij hun produktie betrokken zijn, is het belangrijk een onderscheid te maken tussen de termen “mechanisme” en “register”.

De gemakkelijkste manier om dit onderscheid te maken is door te verwijzen naar Wetenschappelijke registers (d.w.z. mechanische) en Zingende registers (d.w.z. perceptuele)

Wetenschappelijke registers

Voice Geek Corner

Vocal Fold anatomy

De stemplooien zijn complexe structuren, bestaande uit spierweefsel, ligament, huid en bindweefsel. Een dwarsdoorsnede toont ten minste vijf verschillende lagen (zie Diagram 1).

De stemwetenschapper en onderzoeker Minoru Hirano (1974) introduceerde het Body-cover model van de stemplooi anatomie, waarin de vijf lagen van het stemplooiweefsel kunnen worden onderverdeeld in twee componenten – de Body en de Cover.

In dit model bestaat de Cover uit de bovenste twee lagen (epitheel en oppervlakkige laag van de lamina propria). Het lichaam bestaat uit de drie onderste lagen (spiervezels, en de tussenliggende en diepe lagen van de lamina propria die het stemband vormen).

Met behulp van het lichaam-bedekkingsmodel dat hierboven is uitgelegd, kunnen we ‘registers’ definiëren in termen van welke delen van de stemband in trilling worden gebracht – het larynxmechaniek.

Onderzoek van de laatste jaren (door Natalie Henrich en anderen) heeft vier verschillende larynxmechanismen aan het licht gebracht, genummerd van 0 tot 3:

  • M0 – waarbij het lichaam en de bekleding beide los zijn.
  • M1 – waarbij zowel de Body als de Cover trillen.
  • M2 – waarbij de Body niet meer trilt.
  • M3 – waarbij de stemplooien zeer dun en zeer strak gespannen zijn, en alleen de Cover trilt, vaak met onvolledige plooi-sluiting.

De beslissing om de larynxmechanismen te nummeren in plaats van ze een naam te geven, werd genomen om af te stappen van de verwarrende en onnauwkeurige concepten van ‘Hoofd’- en ‘Borst’-registers/stemmen.

Maar als u de larynxmechanismen in andere, meer vertrouwde termen wilt begrijpen:

  • M0 is Vocal Fry, Slappe plooien, Strohbass.
  • M1 is Modale stem, Dikke plooien, Zwaar, ‘Borststem’, Mix, Midden.
  • M2 is Dunne plooien, Huilen, Licht, Loft, ‘Hoofdstem’ (soms verwarrend Falsetto genoemd), Mix, Midden.
  • M3 is Fluiten, Stijve plooien.

Je zult merken dat ‘Mix’ en ‘Midden’ zowel als M1 en M2 worden vermeld. Dit komt omdat zangers hun ‘Mix’ op verschillende manieren benaderen, zoals in dit artikel wordt uitgelegd: Wat is de ‘Gemengde’ stem?

Zangregisters

Hoewel de stemplooitrilling nauwkeurig kan worden bepaald in termen van het gebruikte strottenhoofdmechanisme, kunnen de door een individueel mechanisme geproduceerde klanken grote variaties in klankkleur en intensiteit vertonen, als gevolg van de vormgeving van het strottenhoofdkanaal.

Het spraakkanaal is de plaats waar zangers de akoestische eigenschappen van het geluid bepalen, zoals timbre, resonantie en taal (klinkers en medeklinkers). Daarom moeten we bij het bespreken van het register van de zang rekening houden met de effecten van wat we kunnen omschrijven als akoestische registratiegebeurtenissen – bijvoorbeeld het feit dat bepaalde klinkerklanken bepaalde toonhoogten of timbres bevoordelen. In het artikel Belting uitgelegd, bespreek ik twee basisinteracties van het spraakkanaal met de stemplooitrilling – Yell timbre en Whoop timbre, twee verschillende klanken die elke zanger of luisteraar kan onderscheiden zonder dat het nodig is te begrijpen wat er gebeurt.

Voor een volledig begrip van Zangregisters zouden we meer in detail moeten kijken naar akoestische registratiegebeurtenissen zoals passieve of actieve klinkermodificaties, maar dat valt buiten het bestek van dit artikel. Het volstaat hier te zeggen dat zangers sterk afhankelijk zijn van akoestische en perceptuele feedback. Hoewel deze feedback persoonlijk is, is het van vitaal belang om de stem met zangers in deze termen te kunnen bespreken, omdat het geluid en de bijbehorende sensaties vaak het enige zijn waarop ze kunnen voortbouwen.

In mijn artikel ‘Hoofd’- en ‘Borst’-stem uitgelegd probeer ik de begrippen ‘Stem’ en ‘Register’ van elkaar te scheiden door ze uit te leggen vanuit het perspectief van de stemplooien en het spraakkanaal. Op een soortgelijke manier kunnen we proberen Wetenschappelijke en Zangregisters als volgt te begrijpen:

  • Wetenschappelijk register – Laryngeaal mechanisme (stemplooien)
  • Zangregister – Stemkwaliteit (interactie stemplooi/vocal tract)

Helaas begint elke discussie die berust op de perceptie van zangers van geluid en gevoel noodzakelijkerwijs vaag en subjectief te worden, vandaar dat we zoveel debatten zien over ‘hoofd en borst’ versus ‘Belt’ en ‘falsetto’ etc.

Maar hoe je de stemkwaliteit ook noemt, de stem is nog steeds onderhevig aan dezelfde natuurwetten en wordt geproduceerd door fysieke structuren. Mijn persoonlijke benadering is dat het prima is je stem te beschrijven in termen van hoe hij voor jou aanvoelt en klinkt – en hem dienovereenkomstig te ‘benoemen’ als een Zangregister – maar een goed begrip van het mechanisme dat dat geluid voortbrengt (het Wetenschappelijk register) is zeer nuttig, en kan veel twijfel en verwarring wegnemen.

Het probleem met toonhoogte

Hoewel de stemplooien flexibel zijn, hebben ze toch fysieke beperkingen. Naarmate je hoger zingt in een M1 (Body and Cover, Thick, ‘Chest’) trilling, rekken de stemplooiweefsels op. Tot een bepaalde hogere toonhoogte (verschillend bij elk individu, maar rond B3 tot F4) is het Lichaam nog steeds betrokken bij de trilling. Voorbij dat punt kan het lichaam zich niet meer strekken en ontkoppelt het zich, waardoor het omhulsel alleen blijft trillen (M2, Thin, ‘Head’)

Ook wanneer je van hoog naar laag zingt in een M2 trilling, zal het omhulsel alleen trillen totdat je een bepaalde lagere toonhoogte bereikt, op welk punt het lichaam abrupt zijn trilling hervat.

Bij een ongetrainde zanger zijn deze overgangen van M1 en M2 te horen als ‘breaks’, ‘cracks’ en ‘yodels’. Een geoefende zanger herkent deze overgangspunten en leert andere factoren te manipuleren om de effecten te minimaliseren.

Registerovergangen komen bij alle zangers voor – de goede leren ze alleen te verbloemen!

De ‘Mix’-stem

Het frequentiegebied dat door twee opeenvolgende mechanismen wordt geproduceerd, overlapt elkaar gedeeltelijk, soms met wel een octaaf. Mixen of ‘mengen’ (ook wel ‘zingen in de mix’ genoemd) is een zangtechniek die in dit overlappende gebied wordt gebruikt, met als doel de overgang van het ene mechanisme naar het andere te verhullen.

Het kan een verwarrend concept zijn voor zangers die sterk op waarneming vertrouwen, omdat het niet aanvoelt als een zuivere M1 of een zuivere M2. Maar het is geen afzonderlijk wetenschappelijk register.

Ik leg dit volledig uit in dit artikel: Wat is de ‘Gemengde’ stem?

De ideale techniek

De uitdaging voor een professionele zanger is te leren hoe hij een bepaald mechanisme buiten de grenzen van zijn natuurlijke attractortoestand kan houden, OF hoe hij het mechanisme kan laten veranderen en andere structuren kan manipuleren om de klank consistent te houden.

Een goede techniek komt voort uit een gedegen begrip van de larynxmechanismen, en hoe die kunnen worden benut. De massa van de stemplooi, mediale compressie, resonantie-effecten enz. dragen allemaal bij aan de algehele stemkwaliteit. Als de zanger elk van deze componenten afzonderlijk kan beheersen, kan hij de klank op subtiele manieren mengen en aanpassen.

De stem van elke zanger moet op verschillende punten in het bereik van mechanisme veranderen. De geoefende zanger leert om die veranderingen te verhullen – vandaar dat het voor een luisteraar kan klinken alsof de zanger in hetzelfde mechanisme zit. Als je bijvoorbeeld een zangeres hoort met een sterke hoge noot, kun je wel geloven dat ze in M1 zingt. Maar als die toon voorbij de natuurlijke grens van haar M1 ligt, zingt ze eigenlijk in M2 en laat ze het klinken als M1 – de definitie van ‘mengen’.

verschillende dingen hetzelfde laten klinken

Het is deze misvatting die er vaak toe leidt dat ongetrainde of onervaren zangers hun stem gaan pushen en forceren, waarbij ze ten onrechte denken dat ze M1 naar die hogere toonhoogten kunnen tillen.

Denk er eens over na – het hele punt van deze techniek is het verhullen van de natuurlijke fysieke veranderingen die plaatsvinden wanneer je door je hele stembereik zingt. Als je die veranderingen kunt horen, is je techniek gebrekkig!

De ideale techniek in een notendop: verschillende dingen hetzelfde laten klinken.

admin

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

lg