De prijs werd verdeeld, waarbij de ene helft werd toegekend aan:
ROGER PENROSE
voor de ontdekking dat de vorming van zwarte gaten een robuuste voorspelling is van de algemene relativiteitstheorie
en de andere helft gezamenlijk aan:
REINHARD GENZELenANDREA GHEZ
voor de ontdekking van een supermassief compact object in het centrum van ons melkwegstelsel.
De prijs werd toegekend voor bijdragen aan ons begrip van de evolutie van het heelal en de plaats van de aarde in de kosmos, waarbij de ene helft werd toegekend aan:
JAMES PEEBLES
voor theoretische ontdekkingen in de fysische kosmologie
en de andere helft gezamenlijk aan:
MICHEL MAYORenDIDIER QUELOZ
voor de ontdekking van een exoplaneet die om een ster van het zonnetype draait
De prijs werd verdeeld, waarbij de ene helft werd toegekend aan:
ARTHUR ASHKIN
voor de optische pincetten en hun toepassing op biologische systemen
en de andere helft gezamenlijk aan:
GÉRARD MOUROUenDONNA STRICKLAND
voor hun methode om ultrakorte optische pulsen met hoge intensiteit te genereren.
De prijs werd verdeeld, waarbij de ene helft werd toegekend aan:
RAINER WEISS
en de andere helft gezamenlijk aan:
BARRY C. BARISHenKIP S. THORNE
voor beslissende bijdragen aan de LIGO-detector en de waarneming van zwaartekrachtsgolven
De prijs werd verdeeld, waarbij de ene helft werd toegekend aan:
DAVID J. THOULESS
en de andere helft gezamenlijk aan:
F. DUNCAN M. HALDANEenJ. MICHAEL KOSTERLITZ
voor theoretische ontdekkingen van topologische faseovergangen en topologische fasen van materie.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
TAKAAKI KAJITAenARTHUR B. MCDONALDvoor de ontdekking van neutrino oscillaties, waaruit blijkt dat neutrino’s massa hebben.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
ISAMU AKASAKI,HIROSHI AMANO,enSHUJI NAKAMURAvoor de uitvinding van efficiënte blauwe lichtemitterende diodes die heldere en energiebesparende witte lichtbronnen mogelijk hebben gemaakt.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
FRANÇOIS ENGLERT enPETER W. HIGGS voor de theoretische ontdekking van een mechanisme dat bijdraagt tot ons begrip van de oorsprong van de massa van subatomaire deeltjes, en dat onlangs werd bevestigd door de ontdekking van het voorspelde fundamentele deeltje, door de ATLAS- en CMS-experimenten in de Large Hadron Collider van het CERN.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
SERGE HAROCHE en DAVID J. WINELAND voor baanbrekende experimentele methoden die het meten en manipuleren van afzonderlijke kwantumsystemen mogelijk maken.
De prijs werd voor de helft toegekend aan:
SAUL PERLMUTTER en de andere helft gezamenlijk aanBRIAN P. SCHMIDT enADAM G. RIESS voor de ontdekking van de versnelde uitdijing van het heelal door waarnemingen van verre supernovae.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
ANDRE GEIM enKONSTANTIN NOVOSELOV voor baanbrekende experimenten met het tweedimensionale materiaal grafeen.
De prijs wordt voor de helft toegekend aan:
CHARLES K. KAO voor baanbrekende prestaties op het gebied van de transmissie van licht in vezels voor optische communicatie
en de andere helft gezamenlijk aan:
WILLARD S. BOYLE en GEORGE E. SMITHvoor de uitvinding van een halfgeleiderschakeling voor beeldvorming – de CCD-sensor.
De prijs wordt voor de ene helft toegekend aan:
YOICHIRO NAMBU voor de ontdekking van het mechanisme van spontane symmetriebreuken in de subatomaire fysica
en de andere helft gezamenlijk aan:
MAKOTO KOBAYASHI en TOSHIHIDE MASKAWAvoor de ontdekking van de oorsprong van de symmetriebreuken die het bestaan van ten minste drie families van quarks in de natuur voorspellen.
De prijs wordt gezamenlijk toegekend aan:
ALBERT FERT enPETER GRÜNBERG voor de ontdekking van de reusachtige magneetweerstand.
De prijs wordt gezamenlijk toegekend aan:
JOHN C. MATHER enGEORGE C. SMOOT voor hun ontdekking van de blackbody-vorm en de anisotropie van de kosmische microgolf-achtergrondstraling
De prijs wordt voor de helft toegekend aan:
ROY J. GLAUBER voor zijn bijdrage aan de kwantumtheorie van optische coherentie
en de ene helft gezamenlijk aan
JOHN L. HALL en THEODOR W. HÄNSCH voor hun bijdragen aan de ontwikkeling van op laser gebaseerde precisiespectroscopie, waaronder de optische frequentiekamtechniek
De prijs wordt gezamenlijk toegekend aan:
DAVID J. GROSS,H. DAVID POLITZERenFRANK WILCZEKvoor de ontdekking van asymptotische vrijheid in de theorie van de sterke wisselwerking
De prijs wordt gezamenlijk toegekend aan:
ALEXEI A. ABRIKOSOV,VITALY L. GINZBURGenANTHONY J. LEGGETTvoor baanbrekende bijdragen aan de theorie van supergeleiders en superfluïden
De prijs wordt voor de helft gezamenlijk toegekend aan:
RAYMOND DAVIS JR.,enMASATOSHI KOSHIBAvoor baanbrekende bijdragen aan de astrofysica, in het bijzonder voor de detectie van kosmische neutrino’s
en voor de andere helft aan:
RICCARDO GIACCONIvoor baanbrekende bijdragen aan de astrofysica, die hebben geleid tot de ontdekking van kosmische röntgenbronnen
De prijs wordt gezamenlijk toegekend aan:
ERIC A. CORNELL,WOLFGANG KETTERLEenCARL E. WIEMANvoor het tot stand brengen van Bose-Einsteincondensatie in verdunde gassen van alkali-atomen, en voor vroeg fundamenteel onderzoek naar de eigenschappen van de condensaten.
De prijs wordt voor de helft gezamenlijk toegekend aan:
ZHORES I. ALFEROV,enHERBERT KROEMERvoor de ontwikkeling van halfgeleider-heterostructuren voor gebruik in hogesnelheids- enopto-elektronica
en
en voor de helft aan:
JACK ST. CLAIR KILBYvoor zijn aandeel in de uitvinding van de geïntegreerde schakeling.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
GERARDUS ‘T HOOFT,en MARTINUS J.G. VELTMANvoor het ophelderen van de kwantumstructuur van elektrozwakke interacties in de natuurkunde.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
ROBERT B. LAUGHLIN, HORST L. STORMERen DANIEL C. TSUIvoor hun ontdekking van een nieuwe vorm van kwantumvloeistof met fractioneel geladen excitaties.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
STEVEN CHU, CLAUDE COHEN-TANNOUDJIen WILLIAM D. PHILLIPSvoor de ontwikkeling van methoden voor het koelen en vangen van atomen met laserlicht.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
DAVID M. LEE, DOUGLAS D. OSHEROFFen ROBERT C. RICHARDSONvoor hun ontdekking van superfluïditeit in helium-3.
De prijs werd toegekend voor baanbrekende experimentele bijdragen aanleptonfysica, met de helft aan:
MARTIN L. PERLvoor de ontdekking van de tau-lepton.
en de andere helft aan:
FREDERICK REINESvoor de ontdekking van het neutrino.
De prijs werd toegekend voor pioniersbijdragen aan de ontwikkeling van neutronenverstrooiingstechnieken voor de studie van gecondenseerde materie aan:
BERTRAM N. BROCKHOUSE voor de ontwikkeling van neutronenspectroscopie
CLIFFORD G. SHULL voor de ontwikkeling van de neutronendiffractietechniek.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
RUSSELL A. HULSE en JOSEPH H. TAYLOR JR.voor de ontdekking van een nieuw type pulsar, een ontdekking die nieuwe mogelijkheden heeft geopend voor de bestudering van de gravitatie.
GEORGES CHARPAK voor zijn uitvinding en ontwikkeling van deeltjesdetectoren, met name de meerdraads proportionele kamer.
PIERRE-GILLES DE GENNES voor zijn ontdekking dat de methoden die zijn ontwikkeld voor de bestudering van ordeningsverschijnselen in eenvoudige systemen, kunnen worden veralgemeend tot complexere vormen van materie, met name tot vloeibare kristallen en polymeren.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
JEROME I. FRIEDMAN, HENRY W. KENDALLen RICHARD E. TAYLOR voor hun baanbrekend onderzoek naar de diepe inelastische verstrooiing van elektronen op protonen en gebonden neutronen, dat van essentieel belang is geweest voor de ontwikkeling van het quarkmodel in de deeltjesfysica.
De helft van de prijs werd toegekend aan:
NORMAN F. RAMSEY voor de uitvinding van de methode van de gescheiden oscillerende velden en het gebruik ervan in de waterstofmaser en andere atoomklokken.
en de andere helft gezamenlijk aan:
HANS G. DEHMELT en WOLFGANG PAUL voor de ontwikkeling van de ionenvaltechniek.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
LEON M. LEDERMAN, MELVIN SCHWARTZ en JACK STEINBERGER voor de neutrino-bundelmethode en de demonstratie van de doublet-structuur van de leptonen door de ontdekking van het muon-neutrino.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
J. GEORG BEDNORZen K. ALEXANDER MÜLLER voor hun belangrijke doorbraak bij de ontdekking van supergeleiding in keramische materialen.
De prijs werd voor de helft toegekend aan:
ERNST RUSKA voor zijn fundamentele werk op het gebied van de elektronenoptica, en voor het ontwerp van de eerste elektronenmicroscoop.
GERD BINNIGen HEINRICH ROHRER voor hun ontwerp van de scanning tunneling microscoop.
KLAUS VON KLITZING voor de ontdekking van het gekwantiseerde Hall-effect.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
CARLO RUBBIAen SIMON VAN DER MEER voor hun doorslaggevende bijdragen aan het grote project, dat leidde tot de ontdekking van de velddeeltjes W en Z, communicatoren van de zwakke wisselwerking.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
SUBRAMANYAN CHANDRASEKHAR voor zijn theoretische studies van de fysische processen die van belang zijn voor de structuur en de evolutie van de sterren.
WILLIAM A. FOWLER voor zijn theoretische en experimentele studies van de kernreacties die van belang zijn bij de vorming van de chemische elementen in het heelal.
KENNETH G. WILSON voor zijn theorie over kritische verschijnselen in verband met fase-overgangen.
De prijs werd voor de helft gezamenlijk toegekend aan:
NICOLAAS BLOEMBERGENen ARTHUR L. SCHAWLOW voor hun bijdrage aan de ontwikkeling van de laserspectroscopie
en voor de andere helft aan:
KAI M. SIEGBAHN voor zijn bijdrage aan de ontwikkeling van elektronenspectroscopie met hoge resolutie.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
JAMES W. CRONIN en VAL L. FITCH voor de ontdekking van schendingen van fundamentele symmetriebeginselen bij het verval van neutrale K-mesonen.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
SHELDON L. GLASHOW, ABDUS SALAMen STEVEN WEINBERG voor hun bijdragen aan de theorie van de verenigde zwakke en elektromagnetische wisselwerking tussen elementaire deeltjes, waaronder onder meer de voorspelling van de zwakke neutrale stroom.
De prijs werd verdeeld, waarbij de ene helft werd toegekend aan:
PYOTR LEONIDOVICH KAPITSA voor zijn fundamentele uitvindingen en ontdekkingen op het gebied van de lage-temperatuurfysica
en de andere helft gelijkelijk verdeeld tussen:
ARNO A. PENZIASen ROBERT W. WILSON voor hun ontdekking van de kosmische microgolf-achtergrondstraling.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
PHILIP W. ANDERSON, SIR NEVILL F. MOTTen JOHN H. VAN VLECK voor hun fundamenteel theoretisch onderzoek naar de elektronische structuur van magnetische en ongeordende systemen.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
BURTON RICHTER en SAMUEL C. C. TING voor hun baanbrekend werk bij de ontdekking van een zwaar elementair deeltje van een nieuwe soort.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
AAGE BOHR, BEN MOTTELSONen JAMES RAINWATER voor de ontdekking van het verband tussen collectieve beweging en deeltjesbeweging in atoomkernen en de ontwikkeling van de theorie van de structuur van de atoomkern op basis van dit verband.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
SIR MARTIN RYLE en ANTONY HEWISH voor hun baanbrekend onderzoek op het gebied van radioastrofysica Ryle voor zijn waarnemingen en uitvindingen, met name van de aperturesynthesetechniek, en Hewish voor zijn beslissende rol bij de ontdekking van pulsars.
De prijs werd verdeeld, waarbij de ene helft gelijkelijk werd verdeeld tussen:
LEO ESAKIen IVAR GIAEVER , voor hun experimentele ontdekkingen betreffende tunnelverschijnselen in respectievelijk halfgeleiders en supergeleiders,
en de andere helft aan
BRIAN D. JOSEPHSON voor zijn theoretische voorspellingen van de eigenschappen van een superstroom door een tunnelbarrière, in het bijzonder de verschijnselen die algemeen bekend zijn als de Josephson-effecten.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
JOHN BARDEEN, LEON N. COOPERen J. ROBERT SCHRIEFFER voor hun gezamenlijk ontwikkelde theorie van supergeleiding, gewoonlijk de BCS-theorie genoemd.
DENNIS GABOR voor zijn uitvinding en ontwikkeling van de holografische methode.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
HANNES ALFVÉN voor fundamenteel werk en ontdekkingen op het gebied van magneto-hydrodynamica met vruchtbare toepassingen in verschillende onderdelen van de plasmafysica
LOUIS NÉEL voor fundamenteel werk en ontdekkingen op het gebied van antiferromagnetisme en ferrimagnetisme die hebben geleid tot belangrijke toepassingen in de vaste-stoffysica.
MURRAY GELL-MANN voor zijn bijdragen en ontdekkingen betreffende de classificatie van elementaire deeltjes en hun wisselwerkingen.
LUIS W. ALVAREZ voor zijn doorslaggevende bijdragen aan de elementaire deeltjesfysica, met name de ontdekking van een groot aantal resonantietoestanden, mogelijk gemaakt door zijn ontwikkeling van de techniek van het gebruik van de waterstofbelkamer en de analyse van de gegevens.
HANS ALBRECHT BETHE voor zijn bijdragen aan de theorie van de kernreacties, in het bijzonder zijn ontdekkingen betreffende de energieproductie in sterren.
ALFRED KASTLER voor de ontdekking en ontwikkeling van optische methoden voor de bestudering van hertzische resonanties in atomen.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
SIN-ITIRO TOMONAGA, JULIAN SCHWINGERen RICHARD P. FEYNMAN voor hun fundamentele werk in de kwantum-elektrodynamica, met diepgaande gevolgen voor de fysica van elementaire deeltjes.
De prijs werd verdeeld, waarbij de ene helft werd toegekend aan:
CHARLES H. TOWNES
de andere helft gezamenlijk aan:
NICOLAY GENNADIYEVICH BASOV en ALEKSANDR MIKHAILOVICH PROKHOROV voor fundamenteel werk op het gebied van de kwantum-elektronica, dat heeft geleid tot de bouw van oscillatoren en versterkers op basis van het maser-laser-principe.
De prijs werd verdeeld, waarbij de ene helft werd toegekend aan:
EUGENE P. WIGNER voor zijn bijdragen aan de theorie van de atoomkern en de elementaire deeltjes, met name door de ontdekking en toepassing van fundamentele symmetriebeginselen
en de andere helft gezamenlijk aan:
MARIA GOEPPERT-MAYER en J. HANS D. JENSEN voor hun ontdekkingen betreffende de structuur van de kernschil.
LEV DAVIDOVICH LANDAU voor zijn baanbrekende theorieën over gecondenseerde materie, in het bijzonder vloeibare helium.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
ROBERT HOFSTADTER voor zijn baanbrekende studies van de verstrooiing van elektronen in atoomkernen en voor zijn daardoor bereikte ontdekkingen betreffende de structuur van de nucleonen
RUDOLF LUDWIG MÖSSBAUER voor zijn onderzoekingen betreffende de resonantie-absorptie van gammastraling en zijn ontdekking in dit verband van het effect, dat zijn naam draagt.
DONALD A. GLASER voor de uitvinding van de bubbelkamer.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
EMILIO GINO SEGRÈen OWEN CHAMBERLAIN voor hun ontdekking van het antiproton.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
PAVEL ALEKSEYEVICH CHERENKOV,IL’JA MIKHAILOVICH FRANK enIGOR YEVGENYEVICH TAMM voor de ontdekking en de interpretatie van het Cherenkov-effect.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
CHEN NING YANGen TSUNG-DAO LEE voor hun indringend onderzoek naar de zogenaamde pariteitswetten, dat tot belangrijke ontdekkingen heeft geleid met betrekking tot de elementaire deeltjes.
De prijs werd gezamenlijk, elk voor een derde, toegekend aan:
WILLIAM SHOCKLEY, JOHN BARDEENen WALTER HOUSER BRATTAIN voor hun onderzoek naar halfgeleiders en hun ontdekking van het transistoreffect.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
WILLIS EUGENE LAMB voor zijn ontdekkingen betreffende de fijne structuur van het waterstofspectrum
POLYKARP KUSCH voor zijn nauwkeurige bepaling van het magnetisch moment van het elektron.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
MAX BORN voor zijn fundamenteel onderzoek in de kwantummechanica, in het bijzonder voor zijn statistische interpretatie van de golffunctie
WALTHER BOTHE voor de toevalsmethode en zijn daarmee verrichte ontdekkingen.
FRITS (FREDERIK) ZERNIKE voor zijn demonstratie van de fasecontrastmethode, met name voor zijn uitvinding van de fasecontrastmicroscoop.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
FELIX BLOCHen EDWARD MILLS PURCELL voor hun ontwikkeling van nieuwe methoden voor magnetische kernprecisiemetingen en ontdekkingen in verband daarmee.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
SIR JOHN DOUGLAS COCKCROFT en ERNEST THOMAS SINTON WALTON voor hun pionierswerk op het gebied van de transmutatie van atoomkernen door kunstmatig geacceerde atoomdeeltjes.
CECIL FRANK POWELL voor zijn ontwikkeling van de fotografische methode voor het bestuderen van atoomprocessen en zijn ontdekkingen betreffende mesonen die met deze methode zijn gedaan.
HIDEKI YUKAWA voor zijn voorspelling van het bestaan van mesonen op grond van theoretische werkzaamheden op het gebied van de kernkrachten.
LORD PATRICK MAYNARD STUART BLACKETT voor zijn ontwikkeling van de Wilson-wolkenkamermethode en zijn ontdekkingen daarmee op het gebied van kernfysica en kosmische straling.
SIR EDWARD VICTOR APPLETON voor zijn onderzoek van de fysica van de bovenste atmosfeer, in het bijzonder voor de ontdekking van de zogenaamde Appleton-laag.
PERCY WILLIAMS BRIDGMAN voor de uitvinding van een apparaat om extreem hoge drukken te produceren, en voor de ontdekkingen die hij daarmee heeft gedaan op het gebied van de hogedrukfysica.
WOLFGANG PAULI voor de ontdekking van het Exclusie Principe, ook wel het Pauli Principe genoemd.
ISIDOR ISAAC RABI voor zijn resonantiemethode voor het vastleggen van de magnetische eigenschappen van atoomkernen.
OTTO STERN voor zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de moleculaire stralenmethode en zijn ontdekking van het magnetisch moment van het proton.
Het prijzengeld werd toegekend aan het Hoofdfonds (1/3) en aan het Bijzonder Fonds (2/3) van deze prijsafdeling.
ERNEST ORLANDO LAWRENCE voor de uitvinding en ontwikkeling van de cyclotron en voor de daarmee verkregen resultaten, in het bijzonder met betrekking tot kunstmatige radioactieve elementen.
ENRICO FERMI voor zijn demonstraties van het bestaan van nieuwe radioactieve elementen die door neutronenbestraling worden geproduceerd, en voor zijn daarmee samenhangende ontdekking van nucleaire reacties die door langzame neutronen tot stand worden gebracht.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
CLINTON JOSEPH DAVISSONen SIR GEORGE PAGET THOMSON voor hun experimentele ontdekking van de diffractie van elektronen door kristallen.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
VICTOR FRANZ HESS voor zijn ontdekking van kosmische straling
CARL DAVID ANDERSON voor zijn ontdekking van het positron.
SIR JAMES CHADWICK voor de ontdekking van het neutron.
Het prijzengeld werd verdeeld over het Hoofdfonds (1/3) en het Bijzonder Fonds (2/3) van deze prijsafdeling.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan
ERWIN SCHRÖDINGERenPAUL ADRIEN MAURICE DIRAC voor de ontdekking van nieuwe productieve vormen van atoomtheorie.
WERNER HEISENBERG voor de schepping van de kwantummechanica, waarvan de toepassing onder meer heeft geleid tot de ontdekking van de allotropische vormen van waterstof.
Het prijzengeld werd toegekend aan het Hoofdfonds (1/3) en aan het Bijzonder Fonds (2/3) van deze prijsafdeling.
SIR CHANDRASEKHARA VENKATA RAMAN voor zijn werk op het gebied van de verstrooiing van licht en voor de ontdekking van het naar hem genoemde effect.
PRINCE LOUIS-VICTOR DE BROGLIE voor zijn ontdekking van het golfkarakter van elektronen.
SIR OWEN WILLANS RICHARDSON voor zijn werk aan het thermionische verschijnsel en vooral voor de ontdekking van de naar hem genoemde wet.
De prijs werd gelijkelijk verdeeld tussen:
ARTHUR HOLLY COMPTON voor zijn ontdekking van het naar hem genoemde effect
CHARLES THOMSON REES WILSON voor zijn methode om de banen van elektrisch geladen deeltjes zichtbaar te maken door condensatie van damp.
JEAN BAPTISTE PERRIN voor zijn werk over de discontinue structuur van de materie, en in het bijzonder voor zijn ontdekking van het sedimentatie-evenwicht.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
JAMES FRANCK en GUSTAV HERTZ voor hun ontdekking van de wetten die de inslag van een elektron op een atoom regelen.
KARL MANNE GEORG SIEGBAHN voor zijn ontdekkingen en onderzoek op het gebied van röntgenspectroscopie.
ROBERT ANDREWS MILLIKAN voor zijn werk aan de elementaire lading van elektriciteit en aan het foto-elektrisch effect.
NIELS BOHR voor zijn verdiensten bij het onderzoek van de structuur van atomen en van de straling die daarvan uitgaat.
ALBERT EINSTEIN voor zijn diensten aan de Theoretische Natuurkunde, en in het bijzonder voor zijn ontdekking van de wet van het foto-elektrisch effect.
CHARLES EDOUARD GUILLAUME voor zijn verdiensten op het gebied van de precisiemetingen in de natuurkunde door zijn ontdekking van anomalieën in nikkel-staallegeringen.
JOHANNES STARK voor zijn ontdekking van het Doppler-effect bij kanaalstralen en de splitsing van spectraallijnen in elektrische velden.
MAX KARL ERNST LUDWIG PLANCK voor zijn verdiensten voor de vooruitgang van de natuurkunde door zijn ontdekking van energiekwanta.
CHARLES GLOVER BARKLA voor zijn ontdekking van de karakteristieke Röntgenstraling van de elementen.
Het prijzengeld voor 1916 werd toegewezen aan het speciale fonds van deze prijssectie.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
SIR WILLIAM HENRY BRAGG en SIR WILLIAM LAWRENCE BRAGG voor hun diensten op het gebied van de analyse van de kristalstructuur met behulp van röntgenstralen.
MAX VON LAUE voor zijn ontdekking van de diffractie van röntgenstraling door kristallen.
HEIKE KAMERLINGH-ONNES voor zijn onderzoek naar de eigenschappen van materie bij lage temperaturen, dat onder meer leidde tot de productie van vloeibaar helium.
NILS GUSTAF DALÉN voor zijn uitvinding van automatische regelaars voor gebruik in combinatie met gasaccumulatoren voor het verlichten van vuurtorens en boeien.
WILHELM WIEN voor zijn ontdekkingen betreffende de wetten die de straling van warmte regelen.
JOHANNES DIDERIK VAN DER WAALS voor zijn werk aan de toestandsvergelijking voor gassen en vloeistoffen.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
GUGLIELMO MARCONIen CARL FERDINAND BRAUN ter erkenning van hun bijdragen aan de ontwikkeling van de draadloze telegrafie.
GABRIEL LIPPMANN voor zijn methode om kleuren fotografisch weer te geven op basis van het verschijnsel interferentie.
ALBERT ABRAHAM MICHELSON voor zijn optische precisie-instrumenten en de spectroscopische en metrologische onderzoekingen die hij met behulp daarvan heeft verricht.
SIR JOSEPH JOHN THOMSON ter erkenning van de grote verdiensten van zijn theoretisch en experimenteel onderzoek naar de geleiding van elektriciteit door gassen.
PHILIPP EDUARD ANTON LENARD voor zijn werk op het gebied van kathodestralen.
LORD JOHN WILLIAM STRUTT RAYLEIGH voor zijn onderzoek naar de dichtheden van de belangrijkste gassen en voor zijn ontdekking van argon in verband met dit onderzoek.
De prijs werd verdeeld, de ene helft werd toegekend aan:
ANTOINE HENRI BECQUEREL ter erkenning van de buitengewone diensten die hij heeft bewezen door zijn ontdekking van spontane radioactiviteit
de andere helft gezamenlijk aan:
PIERRE CURIE en MARIE CURIE, geboren SKLODOWSKA ter erkenning van de buitengewone diensten die zij hebben bewezen door hun gezamenlijk onderzoek naar de door Professor Henri Becquerel ontdekte stralingsverschijnselen.
De prijs werd gezamenlijk toegekend aan:
HENDRIK ANTOON LORENTZ en PIETER ZEEMAN ter erkenning van de buitengewone diensten die zij hebben bewezen door hun onderzoek naar de invloed van magnetisme op stralingsverschijnselen.