Het is waarschijnlijk dat Indianenstammen al eeuwenlang van de watervallen wisten. Kapitein William Clark van de Lewis en Clark Expeditie noteerde in zijn dagboek dat hij van de watervallen had gehoord, maar geloofde het verhaal niet. De eerste Europeaan die de watervallen zag, was waarschijnlijk de Franse pelsjager Baptise Ducharme, die beweerde de watervallen in 1824, 1826 en 1839 te hebben gezien. Jim Bridger en zijn collega-ontdekkingsreiziger James Gremmell beweerden dat ze de watervallen in 1846 hadden bezocht. In 1851 bezorgde Bridger de missionaris pater Pierre-Jean De Smet een kaart waarop de locatie van de watervallen was aangegeven. De Cook-Folsom-Peterson Expedition, een particuliere groep van drie ontdekkingsreizigers, gaf de watervallen in 1869 hun naam. De vroegste afbeeldingen van de watervallen werden getekend door soldaat Charles Moore, lid van het escorte van het Amerikaanse leger van de Washburn-Langford-Doane Expeditie die in augustus-september 1870 de Yellowstone River verkende. Tijdens de Hayden Expeditie van 1871 werden de watervallen vastgelegd op foto’s van William Henry Jackson en later op schilderijen van Thomas Moran. In januari 1887 maakte Frank Jay Haynes de eerste winterfoto’s van de Lower Falls.
In de loop der jaren zijn de schattingen van de hoogte van Lower Falls zeer uiteenlopend geweest. In 1851 schatte Jim Bridger de hoogte op 250 voet. In een schandalig krantenbericht uit 1867 werd de hoogte op “duizenden voet” geschat. Een kaart uit 1869 geeft de waterval voor het eerst zijn huidige naam Lower Falls en schat de hoogte op 350 voet. De huidige kaart geeft de Lower Falls echter een hoogte van 308 voet.
