Contemplatie over De Vier Sublieme Staten
4. Gelijkmoedigheid (upekkha)
Egelijkmoedigheid is een volmaakt, onwankelbaar evenwicht van geest, geworteld in inzicht.
Kijkend naar de wereld om ons heen, en kijkend in ons eigen hart, zien we duidelijk hoe moeilijk het is om evenwicht van geest te bereiken en te behouden.
Kijkend naar het leven merken we hoe het voortdurend beweegt tussen tegenstellingen: opkomst en ondergang, succes en mislukking, verlies en winst, eer en blaam. We voelen hoe ons hart reageert op al dit geluk en verdriet, verrukking en wanhoop, teleurstelling en tevredenheid, hoop en angst. Deze golven van emotie voeren ons omhoog en smijten ons omlaag; en niet eerder vinden we rust, dan zijn we weer in de macht van een nieuwe golf. Hoe kunnen wij verwachten vaste voet te krijgen op de top van de golven? Hoe zullen wij het gebouw van ons leven oprichten te midden van deze altijd rusteloze oceaan van bestaan, als wij niet op het Eiland van Gelijkmoedigheid zijn.
Een wereld waarin dat kleine beetje geluk dat aan wezens is toegekend, meestal wordt veiliggesteld na vele teleurstellingen, mislukkingen en nederlagen; een wereld waarin alleen de moed om opnieuw te beginnen, steeds opnieuw, succes belooft; een wereld waarin schaarse vreugde groeit temidden van ziekte, scheiding en dood; een wereld waarin wezens die kort geleden nog met ons verbonden waren door sympathieke vreugde, op het volgende moment ons mededogen missen – zo’n wereld heeft gelijkmoedigheid nodig.
Maar het soort gelijkmoedigheid dat nodig is, moet gebaseerd zijn op waakzame tegenwoordigheid van geest, niet op onverschillige dofheid. Zij moet het resultaat zijn van harde, doelbewuste training, niet het toevallige resultaat van een voorbijgaande stemming. Maar gelijkmoedigheid zou haar naam niet verdienen als zij telkens weer door inspanning tot stand zou moeten worden gebracht. In dat geval zou zij door de wisselvalligheden van het leven zeker verzwakt en uiteindelijk verslagen worden. Ware gelijkmoedigheid moet echter in staat zijn al deze zware beproevingen te doorstaan en haar kracht van binnenuit te regenereren. Zij zal deze kracht van weerstand en zelfvernieuwing alleen bezitten als zij geworteld is in inzicht.
Wat is nu de aard van dat inzicht? Het is het duidelijke begrip van hoe al deze wisselvalligheden van het leven ontstaan, en van onze eigen ware aard. Wij moeten begrijpen dat de verschillende ervaringen die wij ondergaan het gevolg zijn van onze kamma – onze handelingen in gedachten, woorden en daden – verricht in dit leven en in vorige levens. Kamma is de baarmoeder waaruit wij ontspringen (kamma-yoni), en of wij het leuk vinden of niet, wij zijn de onvervreemdbare “eigenaars” van onze daden (kamma-saka). Maar zodra we een handeling hebben verricht, is onze controle erover verloren: ze blijft voor altijd bij ons en keert onvermijdelijk naar ons terug als de erfenis die ons toekomt (kamma-dayada). Niets wat ons overkomt is afkomstig van een “uiterlijke” vijandige wereld die vreemd is aan onszelf; alles is het resultaat of onze eigen geest en daden. Omdat deze kennis ons bevrijdt van angst, is zij de eerste basis van gelijkmoedigheid. Wanneer we in alles wat ons overkomt alleen onszelf tegenkomen, waarom zouden we dan vrezen?
Mochten er echter toch angst en onzekerheid opkomen, dan kennen we het toevluchtsoord waar die kunnen worden weggenomen: onze goede daden (kamma-patisarana). Door deze toevlucht te nemen, zullen vertrouwen en moed in ons groeien – vertrouwen in de beschermende kracht van onze goede daden gedaan in het verleden; moed om meer goede daden te verrichten op dit moment, ondanks de ontmoedigende ontberingen van ons huidige leven. Want wij weten dat nobele en onbaatzuchtige daden de beste verdediging vormen tegen de harde klappen van het lot, dat het nooit te laat is maar altijd het juiste moment voor goede daden. Als dat toevluchtsoord, in het doen van het goede en het vermijden van het kwade, stevig in ons verankerd raakt, zullen wij ons op een dag verzekerd voelen: “Meer en meer houdt de ellende en het kwaad, die in het verleden geworteld zijn, op. En dit huidige leven – ik probeer het vlekkeloos en zuiver te maken. Wat kan de toekomst anders brengen dan toename van het goede?” En vanuit die zekerheid zal onze geest sereen worden, en zullen wij de kracht van geduld en gelijkmoedigheid verwerven om al onze huidige tegenslagen te verdragen. Dan zullen onze daden onze vrienden zijn (kamma-bandhu).
Ook al de verschillende gebeurtenissen in ons leven, die het resultaat zijn van onze daden, zullen onze vrienden zijn, zelfs als zij ons verdriet en pijn brengen. Onze daden keren tot ons terug in een gedaante die hen dikwijls onherkenbaar maakt. Soms keren onze daden naar ons terug in de manier waarop anderen ons behandelen, soms als een grondige omwenteling in ons leven; vaak zijn de resultaten tegen onze verwachtingen of in strijd met onze wil. Dergelijke ervaringen wijzen ons op gevolgen van onze daden die wij niet hadden voorzien; zij maken halfbewuste motieven van onze vroegere daden zichtbaar die wij zelfs voor onszelf probeerden te verbergen, door ze met allerlei voorwendsels te bedekken. Als wij leren de dingen vanuit dit gezichtspunt te zien, en de boodschappen te lezen die door onze eigen ervaring worden overgebracht, dan zal ook het lijden onze vriend zijn. Het zal een strenge vriend zijn, maar een waarachtige en goedbedoelende, die ons het moeilijkste onderwerp leert, de kennis over onszelf, en ons waarschuwt voor afgronden waarheen wij ons blindelings bewegen. Door het lijden als onze leraar en vriend te beschouwen, zullen wij er beter in slagen het met gelijkmoedigheid te verdragen.
Daarna zal de leer van kamma ons een krachtige impuls geven om ons te bevrijden van kamma, van die daden die ons telkens weer in het lijden van herhaalde geboorten storten. Walging zal ontstaan over onze eigen begeerte, over onze eigen begoocheling, over onze eigen aanleg om situaties te scheppen die onze kracht, onze weerstand en onze gelijkmoedigheid op de proef stellen.
Het tweede inzicht waarop gelijkmoedigheid gebaseerd moet zijn, is de leer van de Boeddha over geen-zelf (anatta). Deze leer toont aan dat in de ultieme zin daden niet worden uitgevoerd door een zelf, noch hebben hun resultaten invloed op een zelf. Verder toont het aan dat als er geen zelf is, we niet kunnen spreken van “mijn eigen”. Het is de begoocheling van een zelf dat lijden schept en gelijkmoedigheid hin-dert of verstoort. Als deze of gene eigenschap van ons de schuld krijgt, denkt men: “Ik krijg de schuld” en de gelijkmoedigheid wordt verstoord. Als dit of dat werk niet slaagt, denkt men: “Mijn werk is mislukt” en de gelijkmoedigheid wordt geschokt. Als rijkdom of dierbaren verloren gaan, denkt men: “Wat van mij is, is weg” en de gelijkmoedigheid wordt geschokt.
Om gelijkmoedigheid als een onwankelbare geestesgesteldheid te vestigen, moet men alle bezitterige gedachten aan “van mij” opgeven, te beginnen met kleine dingen waarvan men zich gemakkelijk kan losmaken, en geleidelijk opwerken tot bezittingen en doeleinden waaraan men zich met zijn hele hart vastklampt. Men moet ook de tegenhanger van zulke gedachten opgeven, alle egoïstische gedachten van “zelf”, beginnend met een klein deel van zijn persoonlijkheid, met kwaliteiten van ondergeschikt belang, met kleine zwakheden die men duidelijk ziet, en geleidelijk opwerkend tot die emoties en aversies die men als het centrum van zijn wezen beschouwt. Aldus moet onthechting worden beoefend.
In de mate waarin wij gedachten aan “mijn” of “zelf” verzaken’ zal gelijkmoedigheid ons hart binnendringen. Want hoe kan iets waarvan we beseffen dat het vreemd is en geen zelf heeft, ons verontrusten door lust, haat of verdriet? Aldus zal de leer van het niet-zelf onze gids zijn op het pad naar bevrijding, naar volmaakte gelijkmoedigheid.
Equanimiteit is de kroon en het hoogtepunt van de vier sublieme staten. Maar dit moet niet zo worden opgevat dat gelijkmoedigheid de ontkenning is van liefde, mededogen en sympathieke vreugde, of dat zij deze als inferieur achter zich laat. Verre van dat, gelijkmoedigheid omvat ze en doordringt ze volledig, net zoals zij volmaakte gelijkmoedigheid volledig doordringen.