Ik kreeg voor het eerst lucht van de politieke situatie in Bolivia rond de tijd van de protesten in 2003, en vervolgens tijdens de presidentsverkiezingen van 2005 die cocaboeren Evo Morales aan de macht brachten, waardoor hij de eerste inheemse president van het land werd. Oliver Stone’s documentaire “South of the Border” vertelde gedeeltelijk het verhaal van de door de Wereldbank geïnspireerde privatisering van water in Bolivia: de Wereldbank dwong de Boliviaanse regering om een wet aan te nemen die het illegaal maakte voor mensen om regen te verzamelen in emmers, omdat dit het monopolie op waterbezit zou hebben verbroken.
Icíar Bollaín’s “También la lluvia” (“Zelfs de regen” in het Engels) vertelt het verhaal van de privatisering, door het te contrasteren met Christoffel Columbus’ genocide tegen de Indianen. Filmmakers Sebastian (Gael García Bernal) en Costa (Luis Tosar) arriveren in Cochabamba om een film te maken over de aankomst van Columbus in de Amerika’s, en de daaropvolgende opstand van de Taino Indianen tegen de bezetting. Maar de gebeurtenissen in hun film beginnen zich in het echte leven af te spelen: wanneer de regering de watervoorziening wil privatiseren, is de acteur die de Taino-leider Hatuey speelt een van de leiders van de protesten.
De film – die is opgedragen aan Howard Zinn – heeft uiteraard als hoofddoel de parallellen te laten zien tussen het inheemse verzet 500 jaar geleden en nu. Maar meer dan wat ook, moet het een aanzet geven tot de wortels van de golf van progressieve leiders die aan de macht kwamen in Zuid-Amerika tijdens het eerste decennium van de 21ste eeuw. Ik raad het zeker aan.